• Gebruik nooit drinkflessen of gelijksoortig voor het
verwijderen of opslaan van bedrijfsmiddelen, zoals
bijv. brandstof. Personen, in het specifiek kinderen,
kunnen verleid worden daaruit te drinken.
• Bewaar nooit het apparaat met benzine in de tank
binnen een gebouw. Ontstane benzinedampen
kunnen met open vuur en vonken in aanraking ko-
men en zich ontsteken.
• Apparaat en brandstoftank niet in de buurt van ver-
warmingen, warmtestralers, lasapparaten of ande-
re warmtebronnen neerzetten.
Explosiegevaar!
Als tijdens het gebruik een defect aan de tank, de
tankdop of aan brandstofgeleidende delen (brand-
stofleidingen) wordt vastgesteld, moet direct de ver-
brandingsmotor worden uitgeschakeld. Vervolgens
moet contact met een leverancier worden opgeno-
men.
Veiligheid accu
• Om vonkvorming door kortsluiting te vermijden,
moet altijd eerst de minkabel (–) op de accu losge-
maakt en als laatst weer aangesloten worden.
• Rook nooit bij werkzaamheden aan de accu. Houd
vonken, open vuur en andere warmtebronnen altijd
uit de buurt van de accu.
• Bij het gebruik van startkabels is speciale voorzich-
tigheid geboden. Neem desbetreffende aanwijzin-
gen in acht, om schade aan de benzine-opzitmaai-
er te voorkomen (in het specifiek starter maximaal
10 seconden bedienen).
• Accu nooit openen en niet laten vallen.
• Accu altijd in een gesloten ruimte met goede venti-
latie, droog en tegen weer beschermd opladen.
• Sluit de aansluitingen van de accu niet kort.
• Vervormde of defecte (lekkende) accu's mogen niet
worden gebruikt en moeten vervangen evenals op
milieuvriendelijke wijze verwijderd worden. Neen
de landspecifieke voorschriften in acht.
• Bij defecte accu's kan er vloeistof uittreden. Contact
vermijden! Spoel de vloeistof bij toevallig contact af
met water. Als de vloeistof in de ogen terechtkomt,
moet u direct een arts consulteren. Uittredende ac-
cuvloeistof kan leiden tot huidirritaties, verbrandin-
gen en irritaties.
• Onderzoek regelmatig door visuele controle de
aansluitkabels aan de accu op beschadigingen.
Laat beschadigde kabels door een specialist ver-
vangen.
• De zekeringen mogen nooit worden overbrugd.
Plaats nooit een zekering met een andere dan de
voorgeschreven belastbaarheid (Ampère).
116 | NL
m V eiligheidsvoorschriften voor benzine-opzit-
maaier
Starten:
• Het apparaat mag alleen vanaf de bestuurdersstoel
worden gestart.
• Het apparaat op een effen oppervlak starten, niet
op een heling.
• De verbrandingsmotor mag alleen in een goed ge-
ventileerde werkomgeving worden gestart, vooral
in garages moet op voldoende ventilatie worden
gelet.
• Voor het starten van de verbrandingsmotor het snij-
gereedschap, aanbouwdelen en aandrijving los-
koppelen evenals het rempedaal goed indrukken.
• Bij het starten moet erop worden gelet dat er vol-
doende afstand tussen de voeten en het snijge-
reedschap is.
• Start de motor niet indien u voor het uitwerpkanaal
staat.
• Til of draag een grasmaaier nooit terwijl de motor
loopt.
• Het gebruik van de machine met overmatige snel-
heid kan het risico op ongevallen verhogen.
• Start nooit de verbrandingsmotor door het kortslui-
ten van de startklemmen. Als het normale start-
circuit wordt omzeild, kan de benzine-opzitmaaier
plotseling in beweging komen.
• Start de verbrandingsmotor nooit als u benzine-
geuren ruikt – Explosiegevaar!
Gebruik:
m Waarschuwing – Gevaar voor letsel!
• Neem de werkomgeving van het maaimes in acht.
Breng handen of voeten nooit tegen of over de
draaiende delen. Raak nooit het draaiende maai-
mes aan. Houd u altijd buiten het bereik van de uit-
werpopening. Er moet altijd voldoende veiligheids-
afstand worden aangehouden.
• Werk alleen bij daglicht of bij een goede kunstma-
tige verlichting.
• Bij het rijden buiten het gazon of indien er niet wordt
gemaaid, moet het maaimes worden losgekoppeld
en de maaier in de hoogste snijpositie worden ge-
bracht.
• In het gras verborgen objecten (sprinklerinstalla-
ties, palen, waterkleppen, funderingen, elektrische
leidingen, enz.) moeten vermeden worden. Rijd
nooit over dergelijke vreemde objecten.
• Tijdens het rijden moet het stuurwiel altijd goed met
beide handen worden vastgehouden.
• Wees vooral voorzichtig bij het rijden op gazons en
andere oneffen oppervlakken, omdat het stuurwiel
uit zichzelf kan verdraaien als gevolg van gaten,
heuvels, stoten, enz.
• Gevaar voor letsel aan handen en vingers!
• Rijd altijd met gematigde snelheid.
www.scheppach.com