Download Print deze pagina

Brother 882-C53 Bedieningshandleiding pagina 292

Advertenties

PROBLEEMOPLOSSING
Onjuiste draadspanning
■ Symptomen
• Symptoom 1: Onderdraad is zichtbaar aan de voorkant van de stof.
• Symptoom 2: Bovendraad ziet eruit als een rechte lijn aan de voorkant van de stof.
• Symptoom 3: Bovendraad is zichtbaar aan de achterkant van de stof.
• Symptoom 4: Onderdraad is een rechte lijn aan de achterkant van de stof.
• Symptoom 5: Stiksel op de achterkant van de stof is los of er zit ruimte in.
□ Symptoom 1/2
■ Oorzaak/Remedie
□ Oorzaak 1
De machine is onjuist ingeregen.
<Met symptomen 1 en 2 zoals hierboven beschreven>
Onderdraad is onjuist ingeregen.
Pas de bovendraadspanning aan en zie "Bovendraad is te strak" op pagina S-12.
<Met symptomen 3 t/m 5 zoals hierboven beschreven>
Bovendraad is onjuist ingeregen.
Pas de bovendraadspanning aan en zie "Draad verstrikt op achterkant van stof" op pagina A-24 om de
bovendraad juist in te rijgen.
□ Oorzaak 2
U gebruikt niet de juiste naald en draad voor de stof.
Welke naaimachinenaald u moet gebruiken hangt af van de stof die u gebruikt en de dikte van de draad.
Wanneer u niet de juiste naald en draad gebruikt voor de stof, wordt de draadspanning onjuist en daardoor
rimpelt de stof op of worden steken overgeslagen.
*
Zie "Overzichtsschema van stoffen/draad/naald" op pagina B-55 om te controleren of u de juiste naald en draad
gebruikt voor de stof.
□ Oorzaak 3
U hebt niet de juiste bovendraadspanning geselecteerd.
Pas de bovendraadspanning aan, zodat u de juiste bovendraadspanning krijgt.
De juiste draadspanning is afhankelijk van de soort stof en draad die u gebruikt.
*
Pas de draadspanning en test het resultaat op een restje van dezelfde stof die u gebruikt voor uw project.
Opmerking
• Wanneer de bovendraad en onderdraad onjuist zijn ingeregen, kunt u de draadspanning niet goed
instellen, ook al past u de bovendraadspanning aan. Controleer eerst of de bovendraad en
onderdraad juist zijn ingeregen. Pas vervolgens de draadspanning aan.
*
Wanneer de onderdraad zichtbaar is aan de
voorkant van de stof. Stel de bovendraadspanning in
op een lagere waarde. (draadspanning losser.)
*
Wanneer de bovendraad zichtbaar is aan de
achterkant van de stof. Stel de bovendraadspanning
in op een hogere waarde. (draadspanning strakker.)
A-26
□ Symptoom 3/4
a Achterkant van de stof
b Onderdraad zichtbaar aan
voorkant van de stof
c Bovendraad
d Voorkant van de stof
e Onderdraad
f Bovendraad zichtbaar aan
achterkant van de stof

Advertenties

loading