DRAADSPANNING AANPASSEN
DRAADSPANNING AANPASSEN
Nadat u een proeflapje hebt genaaid en de naairesultaten hebt gecontroleerd, past u zo nodig de draadspanningen
aan. Na het aanpassen van de draadspanningen moet u opnieuw een proeflapje naaien om de naairesultaten te
controleren.
■ Bovendraadspanning aanpassen
Wanneer u werkt met de spoel, raden we een instelling
tussen 6 en 8 aan voor de bovendraadspanning.
(Zie "Draadspanning aanpassen" op pagina E-30.)
■ Onderdraadspanning aanpassen
Als u niet de gewenste resultaten behaalt nadat u de
bovendraadspanning hebt aangepast, kunt u de
onderdraadspanning aanpassen. U kunt de
onderdraadspanning aanpassen door te draaien aan de
sleufschroef (–) op het spoelhuis (grijs) voor het werken
met de spoel.
a Draai niet aan de kruiskopschroef (+).
b Aanpassen met een kleine schroevendraaier.
Als u de onderdraadspanning wilt verhogen, draait u de
sleufschroef (–) 30° tot 45° met de klok mee.
Als u de onderdraadspanning wilt verlagen, draait u de
sleufschroef (–) 30° tot 45° tegen de klok in.
A-16
Opmerking
• Wanneer u aan de schroef op het spoelhuis
(grijs) draait, kan de veerplaat
omhoogkomen, zoals hieronder
weergegeven.
Als dit gebeurt, duwt u de veerplaat
zachtjes naar beneden met een
schroevendraaier, zodat de plaat lager is
dan de bovenkant van het spoelhuis (grijs).
Vervolgens plaatst u het spoelhuis in de
machine.
a Veerplaat
VOORZICHTIG
• Draai NIET aan de kruiskopschroef (+) van het
spoelhuis (grijs). Hierdoor kan het spoelhuis
beschadigd raken, waardoor het onbruikbaar wordt.
• Gebruik geen kracht als de sleufschroef (-) moeilijk
draait. Wanneer u de schroef te veel draait of te veel
kracht zet in beide (draai)richtingen, kunt u schade
veroorzaken aan het spoelhuis. Als u het spoelhuis
beschadigt, is de spanning mogelijk onjuist.
Opmerking
• Als de onderdraadspanning hoog is, kan de
draad niet door de spanningsveer worden
geleid wanneer u de spoel in het spoelhuis
plaatst. (Zie "Wanneer u geen spanning
gebruikt voor de onderdraad" op
pagina A-7.)