Om de papierbreedtegeleiders bij te stellen drukt u op de knop op de linker papierbreedtegeleider
●
en tegelijkertijd stelt u de geleider bij.
Om de papierlengtegeleiders bij te stellen drukt u op de knop op de linker papierlengtegeleider en
●
tegelijkertijd stelt u de geleider bij.
4.
Voer de kaarten of het fotopapier met de afdrukzijde naar beneden en verticaal in.
OPMERKING: Vul nooit papier bij terwijl de printer nog aan het afdrukken is.
5.
Stel de papierbreedtegeleiders bij tot ze de rand van de stapel papier raken.
6.
Zorg er daarnaast voor dat de stapel papier niet hoger is dan de stapelhoogtemarkering op de linker
rand van de papierbreedtegeleider.
16
Hoofdstuk 2 Aan de slag
NLWW