Installatie
Installatie externe eenheid
INSTALLATIEPLAATS
– Installeer de externe eenheid alleen
buitenshuis.
– De maximale afstand tussen de inter-
ne en de externe eenheid bedraagt
50m, beperkt tot de max. lengte van
de BUS-verbinding tussen interne en
externe eenheid.
– De externe eenheid mag alleen wor-
den opgesteld op oppervlakken die
geschikt zijn voor het gewicht ervan.
– De externe eenheid moet langs alle
kanten bereikbaar zijn in overeen-
stemming met de afmetingen zodat
de nodige werkzaamheden voor in-
stallatie en onderhoud kunnen wor-
den uitgevoerd.
– Minstens 1m afstand tussen de
uitlaatzijde en muren, voetpaden,
terrassen; de afgevoerde lucht is
immers veel kouder dan de omge-
vingstemperatuur, waardoor er een
risico is op ijsvorming bij een buiten-
temperatuur van minder dan 10 °C.
– Installeer de afvoerzijde niet tegen
de hoofdwindrichting in en kies
doorgaans een locatie die zo veel
mogelijk tegen de wind beschermd
is.
– Installeer de warmtepomp niet in
nissen. Dit kan leiden tot problemen
bij de luchttoevoer of in de ontdooi-
modus.
– De luchtinlaat moet worden be-
schermd tegen corrosieve stoffen
zoals ammoniak, chloor enz.
– Vermijd opstelling van de externe
eenheid vlak bij warmtepompen en
gasleiding.
– De afstand tussen de warmtepomp
en de afvoerpijpen moet minstens
1,5m zijn, anders bestaat er een risico
op bevriezing.
26 / NL
– Zorg ervoor dat de verdamper of de
condensaatafvoer niet vervuild kan
raken door de omgeving waarin ze
zijn geplaatst (bv. door bladeren).
– Tijdens het ontdooien kan er zich
waterdamp vormen op de verdam-
per. Hiermee moet rekening wor-
den gehouden bij de selectie van de
plaats van installatie.
– Houd rekening met zowel norma-
le als abnormale sneeuwval op de
plaats van installatie. Indien nodig,
raden we aan basis aan met een
hoogte van minstens 300mm. Bij
zwaardere sneeuwval dient u te ver-
zekeren dat zowel de verdamper als
de luchtuitlaat altijd sneeuwvrij zijn.
– Positioneer de externe eenheid zo
dat ze niet beschadigd kan raken
door sneeuw of water dat van het
dak komt. Indien nodig, moet een
beschermend afdak worden voor-
zien. Zorg er bij de keuze van de
hoogte van het afdak wel voor dat de
bovenkant van de externe eenheid
altijd bereikbaar blijft.
– Vermijd positionering op plaatsen
die vrij moeten blijven voor toegang
tot deuren en/of gangen.
– Plaats de externe eenheid, indien
mogelijk, niet in nissen, tussen wan-
den of op verlaagde en nauwe plaat-
sen. Dit kan tot problemen in de
luchttoevoer en tot meer lawaai lei-
den. Bij te weinig luchttoevoer wordt
gekoelde/verwarmde lucht terug
aangezogen, vermindert de effici-
entie van de verwarmingsmodus en
kunnen zich fouten voordoen tijdens
het ontdooien.
– Afhankelijk van de regionale voor-
schriften dient u het systeem in een
bliksem- en overspanningsbeveili-
ging te integreren.
– Wanddoorvoeren en kabelgoten
moeten water- en luchtdicht zijn.
– Zorg ervoor dat thermische isolatie,
elektrische kabels, installatiekanalen/
buizen enz. beschermd zijn tegen
mechanische schade, alsook dat ze
bestand zijn tegen de weersomstan-
digheden en UV-straling
Montage op plat dak
Bij installatie van de externe eenheden
op een plat dak kunnen, afhankelijk van
de windbelastingzone en de hoogte
van het gebouw, aanzienlijke windbe-
lastingen voorkomen.
De externe eenheid mag niet op daken
worden geïnstalleerd zonder specia-
le statische berekeningen uitgevoerd
door een bouwkundig ingenieur, bv. in
overeenstemming met DIN 1991-1-4,
en zonder speciaal bevestigingsmate-
riaal.
Positioneer de afvoerzijde niet in de
hoofdwindrichting. Indien nodig, voor-
ziet u een muur aan de inlaatzijde om
te voorkomen dat de ventilator door de
wind wordt aangedreven.
Geluidsontwikkeling
Bij de keuze van de plaats van installatie
moeten de specifieke nationale wetten
en voorschriften inzake geluidsemissie
worden nageleefd.
Plaats het apparaat niet naast of onder
ramen in woonruimten, en vooral niet
naast of onder slaapkamerramen.
De warmtepompen worden geken-
merkt door hun geruisloze werking.
Fouten tijdens de installatie kunnen
in ongunstige omstandigheden ech-
ter leiden tot ongewenst lawaai. Bij de
planning van warmtepompsystemen
moet een nauwkeurige evaluatie van
de geluidsemissie worden uitgevoerd.