3. Parameterbeschrijving
*
Uit
[0]
[1]
Slaapstand
[2]
Waarschuwing
[3]
Alarm
3
22-24 Vertr. geen flow
Range:
*
10 s
[0-600 s]
22-26 Drogepompfunctie
Option:
*
Uit
[0]
[1]
Waarschuwing
[2]
Alarm
22-27 Drogepompvertr.
Range:
*
60 s
[0-600 s]
3.20.2. 22-3* Verm.aanp. geen flow
Afstelprocedure als par. 22-20
1.
Sluit de hoofdklep om de stroming te stoppen
2.
Draai met ingeschakelde motor totdat het systeem de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
3.
Druk op [Hand on] op het lokale bedieningspaneel en pas de snelheid aan tot circa 85% van de nominale snelheid. Noteer de exacte snelheid.
4.
Lees het energieverbruik af aan de hand van het actuele vermogen in de dataregel op het LCP of bekijk de waarde van par. 16-10 of 16-11
Vermogen
via het hoofdmenu. Noteer de uitgelezen vermogenswaarde.
5.
Wijzig de snelheid tot circa 50% van de nominale snelheid. Noteer de exacte snelheid.
6.
Lees het energieverbruik af aan de hand van het actuele vermogen in de dataregel op het LCP of bekijk de waarde van par. 16-10 of 16-11
Vermogen
via het hoofdmenu. Noteer de uitgelezen vermogenswaarde.
7.
Programmeer de snelheden die worden gebruikt in par. 22-32/33 en par. 22-36/37.
8.
Programmeer de bijbehorende vermogenswaarden in par. 22-34/35 en par. 22-38/39.
9.
Schakel terug via [Auto on] of [Off].
NB!
Stel par. 1-03
22-30 Verm. geen flow
Range:
[Afhankelijk van het gedetecteerde
vermogen bij geen flow]
176
meldingen op het display van het lokale bedieningspaneel (indien geïnstalleerd) en/of signaal via een relais of
een digitale uitgang.
de frequentieomvormer schakelt uit en de motor stopt totdat een reset plaatsvindt.
Functie:
Stel de tijd in gedurende welke Laag verm/Lage snelh. gedetecteerd moet blijven voordat het signaal voor acties
wordt ingeschakeld. Als detectie stopt voordat de ingestelde tijd is verstreken, wordt de timer gereset.
Functie:
Detectie laag verm.
moet zijn ingeschakeld (par. 22-21) en in bedrijf zijn gesteld (via par. 22-3*
geen flow
Laag verm. autosetup
of par. 22-20
meldingen op het display van het lokale bedieningspaneel (indien geïnstalleerd) en/of signaal via een relais of
een digitale uitgang.
de frequentieomvormer schakelt uit en de motor stopt totdat een reset plaatsvindt.
Functie:
Bepaalt hoe lang de drogepompconditie actief moet zijn voordat een waarschuwing of alarm wordt gegenereerd.
Laag verm. autosetup
niet is ingesteld op
Koppelkarakteristiek
in voordat de fijnafstelling plaatsvindt.
Functie:
Uitlezing van het berekende vermogen bij geen flow bij de actuele snelheid. Als het vermogen onder de display-
waarde zakt, zal de frequentieomvormer deze conditie beschouwen als een situatie zonder flow.
MG.11.C4.10 – VLT
®
VLT
HVAC Drive Programmeerhandleiding
) om de drogepompdetectie te kunnen gebruiken.
Ingesch.
:
®
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
Verm.aanp.