Analoge uitgang, 0 / 4-20 mA, 0-10 V
De analoge uitgang stelt externe regelsystemen in
staat bepaalde besturingsgegevens uit te lezen.
U stelt de analoge uitgang als volgt in.
Uitgangssignaal
Mogelijke signaaltypen:
•
0-10 V
•
__ 0-20 mA
•
4-20 mA .
Functie van analoge uitgang
Actuele toerental
0%
100%
0 V
5 V
0 mA
10 mA
4 mA
12 mA
Sensorwaarde
Minimum
0 V
0 mA
4 mA
Result. gew. wrde
0%
0 V
0 mA
4 mA
Motorbelasting
0%
0 V
0 mA
4 mA
200%
10 V
20 mA
20 mA
Maximum
10 V
20 mA
20 mA
100%
10 V
20 mA
20 mA
100%
10 V
20 mA
20 mA
Motorstroom
0%
100%
0 V
5 V
0 mA
10 mA
4 mA
12 mA
Limiet overschreden functie
Uitgang niet actief
0 V
0 mA
4 mA
Debiet
0%
100%
0 V
5 V
0 mA
10 mA
4 mA
12 mA
8.13 Regelaarinstellingen
De pompen zijn standaard ingesteld op de
fabrieksinstellingen voor de versterkingsfactor (K
integratietijd (T
).
i
Als de fabrieksinstellingen echter niet optimaal zijn,
kunt u de versterkingsfactor en de integratietijd
wijzigen:
•
Stel de versterkingsfactor in op een waarde
tussen 0,1 en 20.
•
Stel de integratietijd in op een waarde tussen
0,1 en 3600 seconden. Als u 3600 seconden
selecteert, werkt de regelaar als PI-regelaar.
Bovendien kunt u de regelaar instellen op
omgekeerde regeling.
Dit betekent dat het toerental wordt verlaagd als u het
setpoint verhoogt. Bij omgekeerde regeling moet u de
versterkingsfactor instellen tussen -0.1 en -20.
Richtlijnen voor het instellen van de PI-regelaar
Onderstaande tabellen tonen de aanbevolen
instellingen van de regelaar:
200%
10 V
20 mA
20 mA
Uitgang actief
10 V
20 mA
20 mA
200%
10 V
20 mA
20 mA
) en
p
57