8.5.1 Constante druk
Gebruik deze regelmodus als u wilt dat de pomp
een constante druk levert. De regelmodus maakt
gebruik van de af fabriek geplaatste druksensor,
indien beschikbaar, die de persdruk van de pomp
meet.
Bij pompen waarbij niet af fabriek een sensor is
geplaatst moet u een druksensor aansluiten op een
van de analoge ingangen van de pomp. U kunt de
druksensor instellen in het menu Assist.
P
1
Pos.
Beschrijving
P
Druk
Q
Debiet
1
Minimum
2
Maximum
Gerelateerde informatie
8.13 Regelaarinstellingen
8.41 Ondersteund pomp instellen
8.5.2 Constante andere waarde
Gebruik deze regelmodus als u een waarde wilt
regelen die niet beschikbaar is in het menu
Regelmethode. U kunt de geregelde waarde
meten door een sensor op een van de analoge
ingangen aan te sluiten. De geregelde waarde wordt
weergegeven als percentage van het sensorbereik.
8.5.3 Constante curve
Gebruik deze regelmodus om het toerental van de
motor te regelen.
U kunt het gewenste toerental instellen als
percentage van het maximale toerental in het bereik
van het minimale door de gebruiker ingestelde
toerental tot aan het maximale door de gebruiker
ingestelde toerental.
50
2
Q
P
1
Pos.
P
Q
1
2
8.6 Analoge ingangen
De beschikbare ingangen en uitgangen zijn
afhankelijk van de functionele module die in de motor
is aangebracht.
Analoge
Functionel
ingang 1
e module
(Klem AI1)
FM300
•
FM310
•
FM311
•
Bedradingsvoorbeelden:
Deze voorbeelden gelden ook voor aansluitingen op
analoge ingang 2 en analoge ingang 3.
2-aderige sensor, 0 / 4-20 mA
2
Q
Beschrijving
Druk
Debiet
Minimum
Maximum
Analoge
Analoge
ingang 2
ingang 3
(Klem AI2)
(Klem AI3)
•
•
•
•
•
•