Aansluitingen voor
de vloeistoftoevoer
WAARSCHUWING
De maximum werkdruk van het onderdeel met de
laagste drukwaarde in uw systeem niet overschrijden.
Zie het identificatielabel van het product. Lees de
informatie over de ProMix™ II-modellen op blz. 3.
WAARSCHUWING
Om het risico van letsel te voorkomen, o.a. door vloei-
stofinjectie, moet u een afsluiter (T) installeren tussen
alle vloeistoftoevoerleidingen en de vloeistofverdeler.
F
. 12. Gebruik de afsluiters om de vloeistof af te
IG
sluiten tijdens onderhoud en service.
1.
Sluit de toevoerleidingen voor oplosmiddel aan.
a.
Sluit de toevoerleiding voor oplosmiddel (P)
aan op de 1/4 npt(i) inlaat voor de doorspuit-
klep voor oplosmiddel. F
b.
Meerkleurensysteem: sluit ook een aan-
voerleiding voor oplosmiddel aan op de kleur-
wisselklep (Q) met de markering "CC
SOLVENT". F
IG
2.
Sluit de toevoerleiding(en) voor component A aan.
➜ Enkelkleursysteem: sluit de toevoerleiding
voor de component aan op de stroommeter-
inlaat (R) van component A. F
➜ Meerkleurensysteem: sluit de toevoerleidingen
voor de component A aan op de inlaten van
het kleurwisselkleppakket (S). F
kleurnummer is gemarkeerd op de luch-
ttoevoerleiding van de klep.
Verfhercirculatiesysteem
De kleurwisselkleppen hebben twee vloeistof-
poorten voor elk van de kleppen. Als u verf her-
circuleert:
1. Verwijder het kleurwisselkleppakket van het
vloeistofpaneel en monteer het afzonderlijk.
2. Breng de kleppen loodrecht aan in één poort
en laat ze uit de andere komen.
Een andere optie is het gebruik van een T-stuk
voor de hercirculatie.
VOORZICHTIG
Controleer of alle ongebruikte vloeistofpoorten op het
kleurwisselkleppakket zijn afgedicht, voordat het in
gebruik wordt gesteld. Uit een open poort zal vloeistof
lekken.
310804C
. 12.
IG
. 13.
. 13.
IG
. 13. Het
IG
Installatie ◆ Aansluitingen voor de vloeistoftoevoer
3.
Sluit de toevoerleiding voor component B aan
op de stroommeterinlaat (DD) van component B.
F
. 12.
IG
De inlaten van de vloeistofmeter voor componenten
A en B (R, DD) hebben vloeistofreduceerkleppen
die terugstromen als gevolg van drukwisselingen in
de vloeistofleiding voorkomen. Terugstroming kan
onnauwkeurige verhoudingen veroorzaken.
4.
Sluit de vloeistoftoevoerleiding voor het pistool
(CC) aan tussen de uitlaat (U) van de statische
mixer van de vloeistofverdeler en de vloeistofinlaat
van het pistool (BB). F
T
R
F
. 12
IG
Q
6
5
4
3
S
2
1
R
F
. 13
IG
. 11.
IG
P
DD
T
19