2. Programmeren
0.01s
2
5-42 Uit-vertr., relais
Array [8]
0,01 s
2.8.6. 5-5* Pulsingang
De pulsingangparameters worden gebruikt om een geschikt raamwerk te definiëren voor de puls-
referenties door de schaling en filterinstellingen voor de pulsingangen in te stellen. Ingangsklem
29 of 33 functioneert als frequentiereferentie-ingang. Stel klem 29 (par. 5-13) of klem 33 (par.
5-15) in op
steld op
114
*
[0.01 - 600.00 s ]
Stel de vertraging voor de inschakeltijd van het relais in. Selec-
teer een van de beschikbare interne mechanische relais en MCO
105 in een arrayfunctie. Zie par. 5-40.
*
[0,01-600,00 s]
Stel de vertragingstijd voor uitschakeling van het relais in. Se-
lecteer een van de beschikbare interne mechanische relais en
MCO 105 in een arrayfunctie. Zie par. 5-40.
Als de conditie voor de geselecteerde gebeurtenis wijzigt voor-
dat de timer voor de in- of uitschakelvertraging is verstreken,
blijft de relaisuitgang ongewijzigd.
Pulsingang
[32]. Als klem 29 wordt gebruikt als ingang, moet par. 5-01 worden inge-
Ingang
[0].
MG.33.M2.10 – VLT
(Relais 1 [0], Relais 2 [1], Relais 7 [6], Relais 8 [7], Relais
®
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
FC 300 Programmeerhandleiding
9 [8])