FC 300 Programmeerhandleiding
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[32]
[34]
[35]
Ingesteld ramp bit
Ramp 1
Ramp 2
Ramp 3
Ramp 4
[36]
[41]
[55]
[56]
[57]
[60]
Precisiestop inv
Verlengt het stopsignaal om een snelheidsonafhankelijke preci-
siestop te geven.
Verzendt een geïnverteerd stopsignaal wanneer de precisies-
topfunctie is geactiveerd in par. 1-83
De functie Precisiestop inv is beschikbaar voor klem 18 of 19.
Precisiestart, stop
Gebruik deze wanneer Prec.stop met uitloop [0] is geselecteerd
in par. 1-83
Versnell.
Verhoogt of verlaagt de maximumreferentiewaarde die is inge-
steld in par. 3-12.
Vertragen
Vergelijkbaar met Versnell. [28].
Telleringang
De precisiestopfunctie in par. 1-83 wordt gebruikt als Tellerstop
of snelheidgecompenseerde tellerstop, met of zonder reset. De
tellerwaarde moet worden ingesteld in par. 1-84.
Pulsingang
Een pulsreeks wordt gebruikt als referentie of terugkoppeling.
Het schalen wordt uitgevoerd via parametergroep 5-5*.
Ramp bit 0
Maakt het mogelijk om een van de 4 beschikbare aan/uitlopen
te selecteren overeenkomstig onderstaande tabel.
Ramp bit 1
Vergelijkbaar met Ramp bit 0.
Netstoring geïnv.
Activeert par. 14-10
logische '0'-situatie.
Precisiepulsstop inv
Verzendt een pulsstopsignaal wanneer de precisiestopfunctie is
geactiveerd in par. 1-83 Precisiestopfunctie. De functie Preci-
siepulsstop inv is beschikbaar voor klem 18 of 19.
DigiPot verhogen
VERHOOG-signaal naar de digitale-potentiometerfunctie die
wordt beschreven in parametergroep 3-9*.
DigiPot verlagen
VERLAAG-signaal naar de digitale-potentiometerfunctie die
wordt beschreven in parametergroep 3-9*.
DigiPot wissen
De digitale-potentiometerreferentie die wordt beschreven in pa-
rametergroep 3-9* wordt gewist.
Teller A
(alleen voor klem 29 of 33): ingang om de telling in de SLC-teller
stapsgewijs te verhogen.
®
MG.33.M2.10 – VLT
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
Precisiestopfunctie
Precisiestopfunctie
.
1
0
0
1
1
Netstoring
. Netstoring geïnv. is actief in een
2. Programmeren
.
2
0
0
1
0
1
105