Softwarematige bediening
7
Softwarematige bediening
7.1
centrifugatieparameters
7.1.1
Invoer met de knop SELECT
RPM-weergave
24 / 40
Het aantal in te stellen centrifugatieparameters varieert
afhankelijk van het feit of de RPM-weergave of de RCF-
weergave is geselecteerd.
In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens de invoer
beschreven van de centrifugatieparameters bij geselec-
teerde RPM-weergave en RCF-weergave.
Als na selectie of tijdens het invoeren van parameters gedu-
rende 8 seconden geen toets wordt ingedrukt, toont het
display de vorige waarden opnieuw. De parameters moeten
dan opnieuw worden ingevoerd.
1.
Indien nodig: Druk op de toets
teren.
[RCF] kan worden geschakeld tussen de twee para-
Met de toets
„RPM" ) en RCF ( „>RCF<" ).
meters RPM (
2.
Druk op toets
[SELECT] .
„t/min" wordt weergegeven
Looptijd in
[t] de gewenste waarde in.
3.
Stel met de toets
Instelbaar van 1 t/m 99 minuten in stappen van 1 minuut.
Om continubedrijf in te stellen, moeten de parameters t/min en t/sec
op nul worden gezet.
„--:--" wordt weergegeven.
[SELECT] .
4.
Druk op toets
„t/sec" wordt weergegeven.
Looptijd in
[t] de gewenste waarde in.
5.
Stel met de toets
Instelbaar van 1 t/m 59 seconden, in stappen van 1 seconde.
Om continubedrijf in te stellen, moeten de parameters t/min en t/sec
op nul worden gezet.
„--:--" wordt weergegeven.
[SELECT] .
6.
Druk op toets
„RPM" wordt weergegeven.
Toerental
[t] de gewenste waarde in.
7.
Stel met de toets
Er kan een numerieke waarde worden ingesteld vanaf 200 RPM tot
het maximale toerental van de rotor.
Instelbaar in stappen van 10.
Boven 10.000 RPM, instelbaar in stappen van 100.
[SELECT] .
8.
Druk op toets
Remfase DEC wordt weergegeven.
fast: korte uitlooptijd
slow: lange uitlooptijd
Rev.: 10 / 11.2023
[RCF] om de RPM-weergave te selec-
AB1801nl