Opmerking
Zowel kleine als hoofdletters kunnen worden gebruikt.
EENVOUDIGE OPDRACHTEN
KF1
= functietoets 1
KF2
= functietoets 2
KF3
= functietoets 3
RNG
= RANGE
MOD
= MODE
CAL
= CAL
UPC
= pijltoets omhoog
DWC
= pijltoets omlaag
RCL
= RCL
SET
= SETUP
CLR
= CLR
OFF
= OFF
CHR XX
Verander het bereik volgens de parameterwaarde (xx):
xx=00 pH-bereik/0,001 resolutie
xx=01 pH-bereik/0,01 resolutie
xx=02 pH-bereik/0,1 resolutie
xx=03 mV-bereik
Het instrument zal antwoorden op deze opdrachten met:
<STX> <antwoord> <ETX>
waarbij: <STX> = 02 ASCII-karakter (start tekst)
<ETX> = 03 ASCII-karakter (einde tekst)
<antwoord>:
<ACK> = 06 ASCII-karakter (herkende opdracht)
<NAK> = 21 ASCII-karakter (niet-herkende opdracht)
<CAN> = 24 ASCII-karakter (corrupte opdracht)
OPDRACHTEN DIE ANTWOORD VEREISEN
Het instrument zal antwoorden op deze opdrachten met:
<STX> <antwoord> <controlegetal> <ETX>
waarbij het controlegetal de som is van de antwoordbytes verzonden als 2
ASCII-karakters.
Alle antwoordberichten zijn in ASCII-tekens.
31