• Gebruik de pijltoetsen om het kalibratiepunt van ijs en water in te stellen,
gemeten door de referentiethermometer. Wanneer de waarde stabiel is
en binnen het bereik van het geselecteerde kalibratiepunt wordt de CFM-
toets weergegeven. Druk op CFM om te bevestigen.
• Het tweede kalibratiepunt wordt weergegeven.
• Dompel de temperatuursonde in het tweede bekerglas zo dicht mogelijk
bij de referentiethermometer. Wacht een paar seconden totdat de waarde
stabiliseert.
• Gebruik de pijltoetsen om het kalibratiepunt naar de waarde van het hete
water in te stellen.
• Wanneer de waarde stabiel is en binnen het bereik van het geselecteerde
kalibratiepunt wordt CFM weergegeven.
• Druk op CFM om te bevestigen. Het instrument keert terug naar de meet-
stand.
Opmerking
Gebruik de pijltjestoetsen om het kalibratiepunt te veranderen als
dat nodig is,± 10,0 ° C rond het punt.
Als de waarde niet binnen het bereik van het geselecteerde
kalibratiepunt ligt, knippert het bericht WRONG. Verwissel de
temperatuursonde en kalibreer opnieuw.
KALIBRATIE mV
Een tweepunts kalibratie kan worden uitgevoerd bij 0 mV en 1800 mV.
• Sluit een mV-simulator aan op de BNC-connector met een nauwkeurig-
heid van ± 0,1 mV.
• Druk in het kalibratiescherm op mV.
• Stel 0,0 mV in op de simulator.
29