7.3
Procedure voor inbedrijfstelling
Afb.88 Inschakelen
8
7623793 - v03 - 06102015
Opgelet
De eerste inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door een er
kend installateur.
1. Plaats het voorpaneel terug op de binnenmodule.
2. Plaats de deur van het bedieningspaneel terug.
3. Zet de bovendeksel terug op zijn plaats.
4. Sluit de buitenunit
5. Schakel de stroomonderbreker van de buitenunit in op het schakel
paneel door deze in de I-stand te zetten.
6. Schakel de stroomonderbreker van de binnenmodule in op het scha
kelpaneel door deze in de I-stand te zetten.
7. Voor modellen met elektrische bijverwarming: schakel de stroomon
derbreker van de bijverwarming in op het schakelpaneel door deze
in de I-stand te zetten.
8. Zet de warmtepomp aan met de aan/uit-schakelaar.
9. Als het apparaat voor de eerste keer wordt opgestart, wordt op het
bedieningspaneel de parameter CONF weergegeven om het type
buitenunit in te stellen.
10. Stel CN1 en CN2 in.
Tab.45 Waarde van de CONF-parameter bij hydraulische bijver
Vermogen van de buitenunit
4 kW
6 kW
8 kW
11 kW
MW-6000287-1
16 kW
Tab.46 Waarde van de CONF-parameter bij elektrische bijverwar
Vermogen van de buitenunit
4 kW
6 kW
8 kW
11 kW
16 kW
11. De warmtepomp begint de opstartcyclus.
7.3.1 Opstartcyclus
Tijdens de opstartcyclus vertoont het display verschillende korte informa
tie-items voor controle.
Deze informatie-items worden achter elkaar weergegeven.
warming
ming
7 Inbedrijfstelling
Waarde van CN1 en CN2
CN1 = 1
CN2 = 11
CN1 = 2
CN2 = 11
CN1 = 3
CN2 = 11
CN1 = 4
CN2 = 11
CN1 = 5
CN2 = 11
Waarde van CN1 en CN2
CN1 = 6
CN2 = 11
CN1 = 7
CN2 = 11
CN1 = 8
CN2 = 11
CN1 = 9
CN2 = 11
CN1 = 10
CN2 = 11
81