Het stuur wordt bediend door ketting 1 die de beweging van drijfwiel 2 op het stuur naar kroonwiel 3 op het
wiel overbrengt. Voor het regelen van de speling die zich op het stuurwiel vormen kan, verplaatst u
kettingspanner 4 met behulp van moeren 5.
TEK. 24 – AFSTELLING STUURKETTING
1) Ketting
2) Drijfwiel
3) Kroonwiel
4) Kettingspanner
5) Bevestigingsmoeren kettingspanner
De remmen dienen om de rijdende veegmachine te stoppen en de machine stil te houden op hellende
oppervlakten.
1) Het remsysteem werkt met de interne remschoenen op de achterwielen.
2) De bediening van rempedaal 2 is mechanisch. Om het pedaal in de parkeerstand te blokkeren, gebruikt
u hendel 1.
3) Wanneer de remschoenen de veegmachine niet meer voldoende afremmen, de rem afstellen met
behulp van stelschroef 3 aan beide zijden van de achterwielen.
TEK. 25 – MECHANISCHE REM
1) Blokkeerhendel rempedaal
2) Rempedaal
TEK. 26 – AFSTELLING REMSCHOENEN
3) Stelschroef remschoenen
R Mille D
BESTURING
REMMEN
53