5.2 Drukregelaar voor montage
aan positioner en
aandrijvingen
De voor de montage aan positioner en aan-
drijvingen voorziene uitvoeringen van de
drukregelaar zijn met verschillende adapter-
platen uitgerust.
Wanneer de inbouwpositie het vereist, kan
de drukregelaar op zijn adapterplaat met
180° worden gedraaid, zodat de regelaar
van de gewenste waarde of naar boven of
naar onderen wijst.
Dit geldt in het bijzonder bij positioners die
afhankelijk van de vereiste werkingsrichting
en de veilige positie van de aandrijving links
of rechts aan het ventieljuk kunnen zijn ge-
monteerd.
Voor het draaien van de drukregelaar zo te
werk gaan zoals in hoofdstuk 5.1.2 is be-
schreven.
In plaats van op de aansluitplaat kan de
drukregelaar ook op de bijbehorende adap-
terplaat worden gedraaid.
Drukregelaar voor positioner
Type 3730/3766/3767/3787
Type 4708-53xx voor aandrijving type 3271
en type 3277 120 cm² alsook 240 tot
700 cm² met doorgelinkte extra apparaten.
1. De vlakke afdichting (2) in de uitsparing
van de adapterplaat (1) plaatsen.
2. De drukregelaar aan de zijkant van de
luchtaansluitingen SUPPLY en OUTPUT
van de positioner plaatsen en deze ste-
vig vastschroeven met beide M5-schroe-
ven (3).
EB 8546 NL
Voorbereidende maatregelen
Type 4708-54xx voor draaiaandrijvingen.
Montage zoals bij type 4708-53xx uitvoeren.
Type 4708-54xx heeft een tweede, met een
draadnippel gesloten uitgang. Hier komt de
gereduceerde instrumentenlucht aan. Indien
nodig kan deze aansluiting worden gebruikt
om een tweede apparaat te voeden (bijvoor-
beeld een voorgestuurde magneetventiel).
Type 4708-53xx
Type 4708-54xx
Fig. 5: Montage aan positioner
31