FC 300 Design Guide
Aarding van afgeschermde/gewapende
"
stuurkabels
Stuurkabels moeten over het algemeen gevlochten en afgeschermd/gewapend zijn en de afscherming moet
door middel van een kabelklem met beide uiteinden aan de metalen behuizing van de eenheid verbonden zijn.
In de onderstaande afbeelding wordt aangegeven hoe correcte aarding tot stand wordt
gebracht en wat u moet doen in geval van twijfel.
Correcte aarding
a.
Stuurkabels en kabels voor seriële
communicatie moeten aan beide uiteinden
kabelklemmen hebben om te zorgen voor
optimaal elektrisch contact.
Onjuiste aarding
b.
Gebruik geen gedraaide kabeluiteinden
(pigtails). Deze draaiing verhoogt de
afschermingsimpedantie bij hoge frequenties.
Beveiliging met betrekking tot
c.
aardpotentieel tussen PLC en VLT
Als het aardpotentieel van de frequen-
tieomvormer en het PLC (enz.) verschillend
zijn, kan er elektrische interferentie optreden
die het hele systeem verstoort. Dit probleem
kan worden opgelost door een potentiaalveref-
feningskabel naast de stuurkabel aan te sluiten.
Minimumkabeldoorsnede: 16 mm
Voor aardlussen van 50/60 Hz
d.
Als er zeer lange stuurkabels worden gebruikt,
kunnen er aardlussen van 50/60 Hz ontstaan.
Dit probleem kan worden opgelost door één
uiteinde van de afscherming te aarden via een
condensator van 100 nF (korte pinlengte).
Kabels voor seriële communicatie
e.
Ruisstromen met lage frequentie tussen
twee frequentieomvormers kunnen worden
geëlimineerd door één uiteinde van de
afscherming aan te sluiten op klem 61. Deze
klem wordt via een interne RC-koppeling
geaard. Gebruik gedraaide kabelparen om
de differentiaalmodus-interferentie tussen
de geleiders te verminderen.
112
Installeren
2
.
MG.33.B4.10 - VLT is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss