Voorbereiding van de installatie
4. Voorbereiding van de installatie
4.1 Ventilatie
4.2 Anti-corrosiebescherming
4.3 Eisen aan het
verwarmingswater
14
Bij een lokaalluchtafhankelijke werking van de BGB moet de stookplaats van venti-
latie worden voorzien volgens de geldende normen. De gebruiker moet ingelicht
worden betreffende het feit dat deze ventilatieopeningen niet mogen afge-
schermd worden en dat de aanvoer van de verbrandinglucht, boven op de BGB vrij
moet blijven.
Zuivere verbrandingslucht!
Opgelet! Gevaar voor beschadiging van het toestel!
De ketel BGB mag enkel in een lokaal geplaatst worden waarvan de verbrandings-
lucht zuiver is. Stuifmeel van bloemen of andere mogen niet langs de aanzuigope-
ning van het toestel kunnen worden aangezogen!
Opgelet! Gevaar voor beschadiging van het apparaat!
De verbrandingslucht moet vrij zijn van corrosieve bestanddelen, o.a. fluor- en
chloordampen van oplosmiddelen, onderhoudsproducten, spuitbussen, enz.
Bij de aansluiting van de ketel op een vloerverwarmingkring met niet zuurstof-
dichte kunststofbuizen, is het noodzakelijk warmtewisselaars te plaatsen om de
installatiekringen te scheiden.
Opmerking: Vermijd schade in verwarminstoepassingen door corrosie.
Opgelet! Aanwijzingen voor de verwarmingswaterkwaliteit respecteren!
De aanwijzingen voor de verwarmingswaterkwaliteit zijn gestegen tegenover
vroeger, door de verschillende toepassingen:
- kleinere warmtevraag
- gebruik van condenserende gaswandketels in cascade in grotere objecten
- sterker gebruik van buffertanks in combinatie met zonne-energie-ketels en vas-
te brandstof-ketels.
Deze uitvoering is belangrijk om een installatie voor lange tijd en storingen correct
te kunnen laten werken.
Meestal is de waterkwaliteit van het drinkwater voldoende, dit moet gecontro-
leerd worden, dat de hardheid overeen stemt voor de vulling rekening houdend
met het diagramma van de waterhardheid ( zie Diagramma Waterhardheid). Indi-
en dit niet het geval is zijn er verschillende mogelijkheden:
1. Toevoegen van aditieven aan het vulwater, zodat de hardheid en de pH-waar-
de in de installatie stabiel blijft (hardheidstabilisator).
2. Gebruik van een onthardingstoestel voor behandeling van het vulwater.
3. Gebruik van een onthardingstoestel voor behandeling van het vulwater.
De ontharding van het vul - en doorstroomwater is niet te verwisselen met een
ontharding naar 0 °dH. Bij de ontharding blijven corrosiewerkende zouten aan-
wezig in het water.
Opgelet! Enkel toegelaten aditieven of maatregelen toepassen!
TrioCondens BGB 15-28 E
304657 02.11