304657 02.11
- Vaste brndstf br. pomp Q10: Aansluiting van een omlooppomp voor de ketelkring
bij gebruik van ketels met vaste brandstof.
- Klokprogramma 5 K13: het relais wordt volgens de instellingen door het tijdpro-
gramma 5 bestuurd.
- Bufferretourklep Y15: dit ventiel moet voor retourtemperatuurverhoging / - af-
koeling of een deellading van een bufferboiler geconfigureerd worden.
- Zonpomp ext wiss K9:voor de externe warmtewisselaar moet hier de zonnepomp
ext.wisselaar K9 ingesteld zijn.
- Zon servomotor buffer K8: zijn meerdere wisselaars aangekoppeld, dan moet het
bufferreservoir op de overeenkomstige relaisuitgang ingesteld en de aard van
het corrigerend orgaan onder prog.-nr. 5840 vastgelegd worden.
- Zon servomotor zwemb K18: zijn meerdere wisselaars aangekoppeld, dan moet
het zwembad op de overeenkomstige relaisuitgang ingesteld en de aard van het
corrigerend orgaan in prog.-nr. 5840 vastgelegd worden.
- Zwembadpomp Q19: Aansluiting van een zwembadpomp aan de ingang Q19.
- Cascade pomp Q25: gemeenschappelijke pomp voor alle ketel van een cascade.
- Buffer laadpomp Q11: het tapwaterreservoir kan door het bufferreservoir gela-
den worden, voor zover het warm genoeg is. Deze omlading geschiedt met om-
laadpomp Q11.
- Tapw mengpomp Q35: aparte pomp voor de reservoir-circulatie tijdens actieve
legionellafunctie.
- Tapw pomp intern Q33: laadpomp bij tapwater-reservoir met buiten liggende
warmtewisselaar.
- Warmtevraag K27: zodra in het systeem een warmtevraag is, wordt de uitgang
K27 geactiveerd.
- Verw circ pomp VG VG1 /VG2: het relais wordt voor het aansturen van de ver-
warmingscircuitpomp Q2/Q6 gebruikt.
- Tapwater aandrijving Q3: steeds naargelang hydrauliek een aangesloten tapwa-
ter-laadpomp of omkeerventiel.
- Melduitgang K35: de berichtuitgang is actief wanneer de regelaar een sein geeft
aan de branderautomaat. Indien de storing niet toelaat de branderautomaat te-
rug in werking te stellen, wordt de berichtuitgang afgesloten.
- Bedrijfsmelding K36: de uitgang is actief wanneer de brander in werking is.
- Rookgasklep K37: Deze functie activeert de bediening van de rookgasklep. Wan-
neer de bediening van de rookgasklep geactiveerd is, wordt de brander in wer-
king gesteld met een open rookgasklep.
- Uitschakeling ventilator K38: Deze uitgang stelt de ventilator buiten werking.
Deze uitgang is geactiveerd wanneer de ventilator in werking is; in het tegeno-
vergestelde geval, is hij niet actief. De ventilator zal zo weinig mogelijk gebruikt
worden om het totaal energieverbruik van de installatie te beperken.
TrioCondens BGB 15-28 E
Programmering
109