6.2. Onderhoud
Het is absoluut noodzakelijk een onderhoudslijst bij te
houden, om altijd op de hoogte te zijn van de toestand van
de recirculatiepomp. Deze lijst moet op verzoek worden
getoond aan de beroepsvereniging, de keuringsinstituten
en de fabrikant van de installatie of het roerwerk.
Voor een volledige aanspraak op garantie is een jaar-
lijkse controle van de recirculatiepomp door de fabri-
kant van de installatie of de recirculatiepomp vereist.
6.2.1. Algemeen (maandelijks of om de 500 bedrijfsuren)
De recirculatiepomp schoonhouden (anders wordt de
koeling nadelig beïnvloed). Opgehoopte verontreinigingen
moeten van de recirculatiepomp worden verwijderd. De
aansluitkabel moet worden onderzocht op schuurplekken,
trekpunten, knikken en andere beschadigingen. Is de ka-
bel beschadigd, dan bestaat het risico dat er roermedium
in het roerwerk terechtkomt en schade veroorzaakt.
Een defecte kabel moet onmiddellijk worden vervan-
gen door de fabrikant of een geautoriseerde vakwerk-
plaats. De recirculatiepomp moet worden gecontroleerd
op beschadiging van de anticorrosiecoating en op ondicht-
heid.
6.2.2. Elektromotor
Het stroomverbruik op alle drie de fasen moet maande-
lijks worden gecontroleerd. Aan de hand van het stroom-
verbruik kunnen beschadigingen van motor, overbrenging
en lagering worden herkend.
Smering: De wentellagers zijn voorzien van een levens-
duursmering (bij geluidsontwikkeling moeten de lagers in
de fabriek worden vervangen. De olie in de oliesperkamer
moet na elke 6.000 bedrijfsuren worden ververst.
Isolatiemeting: Is de isolatieweerstand kleiner dan 2 me-
gaohm, dan mag het dompelroerwerk niet meer worden
ingeschakeld. (Meetgelijkspanning 1500 Volt)
6.2.3. Roerpropeller
Controle: Roerpropeller periodiek controleren. Toevallig
verzamelde verontreinigingen zoals bindtouw, snoeren
etc. verwijderen. Deze kunnen leiden tot een onrustige
loop en daardoor tot sterke schokken van de installatie
en schade aan componenten van het roerwerk. Bij zeer
onrustige loop moet de roerpropeller absoluut worden ge-
reinigd.
6.3. Olie verversen
De oliekamer van de recirculatiepomp is af fabriek gevuld
met olie. De olie hoeft alleen in geval van schade te wor-
den ververst. Neem contact op met uw erkende werk-
plaats.
42 | nEDErlanDS
7. Buitenbedrijfstelling
7.1. Tijdelijke buitenbedrijfstelling
Bij dit type uitschakeling blijft de machine ingebouwd en
wordt deze niet losgekoppeld van het stroomnet. Bij een tij-
delijke buitenbedrijfstelling moet de pomp compleet onder-
gedompeld blijven, zodat deze beschermd is tegen vorst en
ijs. Er moet worden gegarandeerd dat de bedrijfsruimte en
de vloeistof niet compleet bevriezen. Op die manier is de
machine op elk moment bedrijfsklaar. Bij langere stilstand-
tijden moet regelmatig (elke maand tot elk kwartaal) een cy-
clusloop van 5 minuten worden uitgevoerd.
Pas op!
Een cyclusloop mag alleen onder de geldende be-
drijfs- en gebruiksvoorwaarden plaatsvinden. Droog-
lopen is niet toegestaan! Negeren van deze aanwij-
zing kan leiden tot een total loss!
7.2. Definitieve buitenbedrijfstelling/opslag
De installatie uitschakelen, machine van het stroomnet
scheiden, uitbouwen en opslaan. Voor de opslag moet op
het volgende worden gelet:
Waarschuwing voor hete onderdelen!
Let bij het uitbouwen van de machine op de tempe-
ratuur van de machinedelen. Deze kunnen ver boven
de 40 °C heet worden. Laat de machine eerst afkoe-
len tot omgevingstemperatuur!
•
Machine schoonmaken.
•
Op een schone en droge plaats opslaan, machine be-
schermen tegen vorst.
•
Op een vaste ondergrond verticaal neerzetten en be-
veiligen tegen omvallen.
•
Bij pompen moeten de pers- en zuigaansluiting worden
afgesloten met geschikte hulpmiddelen (bijv. folie).
•
De elektrische aansluitleiding bij de kabeldoorvoer on-
dersteunen om blijvende vervormingen te voorkomen.
•
Uiteinden van de stroomtoevoerkabels beschermen
tegen het binnendringen van vocht.
•
Machine beschermen tegen direct zonlicht om het
gevaar voor verbrossing van elastomere delen en de
coating van het huis te voorkomen.
•
Let bij opslag in werkplaatsen op het volgende: De
straling en de gassen die bij het elektrisch lassen ont-
staan, vernielen het elastomeer van de afdichtingen.
•
Bij langere opslag moet de waaier of propeller regel-
matig (halfjaarlijks) met de hand worden gedraaid. Dit
voorkomt drukplekken in de lagers en vastraken van
de waaier.
7.3. Hernieuwde inbedrijfstelling na lange opslagtijd
De machine moet voor de hernieuwde inbedrijfstelling
worden vrijgemaakt van stof en olieafzettingen. Vervolgens
moeten de nodige onderhoudsmaatregelen en -werkzaam-
heden worden uitgevoerd (zie hoofdstuk "Onderhoud"). De
correcte toestand en de werking van de glijringafdichting
moet worden gecontroleerd. Na afronding van deze werk-
zaamheden kan de machine worden ingebouwd (zie hoofd-
stuk "Opstelling") en door een vakman op het stroomnet
worden aangesloten. Bij de hernieuwde inbedrijfstelling
moet het hoofdstuk "Inbedrijfstelling" worden gevolgd. De
machine mag alleen in perfecte en bedrijfsklare toe-
stand weer worden ingeschakeld.