Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Oliecontrole En -Vervanging; Reinigingsintervallen Voor Sensoren - Grundfos SEG AUTOADAPT Installatie- En Bedieningsinstructies

Verberg thumbnails Zie ook voor SEG AUTOADAPT:
Inhoudsopgave

Advertenties

9.2 Oliecontrole en -vervanging

Na elke 3000 bedrijfsuren of ten minste één maal per
jaar moet de olie uit de oliekamer ververst worden
zoals hieronder beschreven wordt.
Ververs de olie eveneens als de asafdichting vervan-
gen is.
De tabel geeft de hoeveelheid olie in de oliekamer
aan:
Pomptype
SEG AUTO
tot 1,5 kW
ADAPT
SEG AUTO
2,6tot 4,0 kW
ADAPT
Olie aftappen
LET OP
Systeem onder druk
Licht of middelzwaar persoonlijk letsel
- Aangezien er mogelijk druk is opge-
bouwd in de oliekamer, mag u de
schroef pas verwijderen als de druk vol-
ledig is afgelaten.
1. Draai beide olieaftapschroeven los en verwijder
ze om alle olie uit de oliekamer te laten lopen.
2. Controleer de olie op water en vervuiling. Als de
asafdichting is verwijderd geeft de olie een goede
indicatie van de conditie van de asafdichting.
Voer gebruikte olie af in overeenstemming
met de lokale voorschriften.
Het vullen van olie, liggende pomp
Zie afb. 13.
1. Plaats de pomp zodanig dat deze op het stator-
huis en de persflens ligt, en dat de olieaftap-
schroeven naar boven gericht zijn.
2. Vul de oliekamer met olie door de bovenopening
totdat olie uit de lagere opening begint te lopen.
Het oliepeil is nu correct.
Zie paragraaf
9.2 Oliecontrole en -vervanging
voor de hoeveelheid olie.
3. Plaats beide olieaftapschroeven met het gereed-
schap dat is meegeleverd bij de set. Zie para-
graaf
9.8
Servicesets.
Olievulopeningen
Oliepeil
Afb. 13 Olievulopeningen
16
Vullen met olie, pomp in staande positie
1. Plaats de pomp op een vlak, horizontaal opper-
vlak.
2. Vul de oliekamer met olie door één van de ope-
ningen totdat olie uit de andere opening begint te
lopen. Zie paragraaf
ging
3. Plaats beide olieaftapschroeven met het gereed-
schap dat is meegeleverd met de set. Zie para-
graaf
Hoeveelheid
olie in olieka-

9.3 Reinigingsintervallen voor sensoren

mer [l]
De onderstaande reinigingsintervallen zijn richtlijnen
0,17
en dienen te worden aangepast voor de specifieke
put.
0,42
Afb. 14 Plaats van niveau- en droogloopsenso-
Ga als volgt te werk:
Zie afb. 14.
1. Niveausensor (7):
Spoel de sensor met schoon water.
Droogloopsensoren (10):
Spoel de droogloopsensoren met schoon water
en reinig met een zachte borstel.
2. Schakel de voedingsspanning naar de pomp in.
3. Controleer of de pomp inschakelt en tot aan het
droogloopniveau verpompt.
9.2 Oliecontrole en -vervan-
voor de hoeveelheid olie.
9.8
Servicesets.
ren
Gebruik geen andere reinigingsmiddelen
dan in deze instructies vermeld, om
schade aan de sensoren te vermijden.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave