Beschrijving van de keuze:
Pulsreferentie Ref
- Ref
MIN
MAX
Er wordt een uitgangssignaal verkregen dat evenredig
is met de totale referentiewaarde in het bereik Mini-
mumreferentie, Ref
- Maximumreferentie, Ref
MIN
(parameter 204/205).
Pulsterugkoppeling FB
- FB
MIN
Er wordt een uitgangssignaal verkregen dat evenredig
is met de terugkoppelwaarde in het bereik Minimum-
terugkoppeling, FB
- Maximumterugkoppeling,
MIN
FB
(parameter 414/415).
MAX
Uitgangsfrequentie, 0 - f
.
MAX
Er wordt een uitgangssignaal verkregen dat evenredig
is met de uitgangsfrequentie in het bereik 0 - f
rameter 202 Uitgangsfrequentie hoge begrenzing,
f
).
MAX
Pulsstroom 0 - I
.
INV.
Er wordt een uitgangssignaal verkregen dat evenredig
is met de uitgangsstroom in het bereik 0 - I
Pulsvermogen 0 - P
.
M,N
Er wordt een uitgangssignaal verkregen dat evenredig
is met het actuele uitgangsvermogen. Par. 342 komt
overeen met de ingestelde waarde in parameter 102
Motorvermogen P
.
M,N
Pulstemperatuur 0 - Temp.
MAX
Er wordt een uitgangssignaal verkregen dat evenredig
is met de huidige temperatuur van het koellichaam. 0
Hz komt overeen met een temperatuur van het koelli-
chaam van minder dan 20 °C en parameter 342 komt
overeen met 100 °C.
NB!
Uitgangsklem 46 is niet beschikbaar op
DeviceNet. Minimale uitgangsfrequentie
bij frequentie-uitgang = 16 Hz
Stuurwoord bit 12
Uitgang is actief wanneer bit 12 op de buscommuni-
catie hoog is.
Slaapstand
Is actief wanneer de frequentie lager is dan 0,1 Hz.
342
Klem 46, max. pulse schaling
(DO 46 MAX. PULS)
Waarde:
150 - 10000 Hz
= fabrieksinstelling, () = display-tekst, [] = waarde die gebruikt wordt voor communicatie via de seriële communicatiepoort
®
MG.27.E3.10 – VLT
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
MAX
.
MAX
(pa-
MAX
.
INV
.
5000 Hz
®
VLT
2800-serie
Functie:
Met deze parameter wordt de maximum frequentie
van het pulsuitgangssignaal ingesteld.
Beschrijving van de keuze:
Stel de gewenste frequentie in.
343
Precisiestopfunctie
(Precise stop)
Waarde:
Precisiestop met uitloop (normal)
Tellerstop met reset
(Count stop reset)
Tellerstop geen reset
(Count stop no reset)
Snelheids-gecompenseerde stop
(Spd cmp stop)
Snelheids-gecompenseerde stop met reset
(Spd cmp count stop w. reset)
Snelheids-gecompenseerde stop geen reset
(Spd cmp cstop no res)
Functie:
In deze parameter kan worden geselecteerd welke
stopfunctie wordt uitgevoerd na een stopcommando.
Alle zes dataselecties bevatten een precieze stoprou-
tine, zodat een hoog niveau van herhaalnauwkeurig-
heid verzekerd is.
De selecties zijn een combinatie van de hierna be-
schreven functies.
NB!
Pulse start [8] mag niet samen met de
precisiestopfunctie gebruikt worden.
Beschrijving van de keuze:
Precise ramp stop [0] wordt geselecteerd voor een
hoog niveau van herhaalnauwkeurigheid op het stop-
punt.
Counter stop. Zodra de frequentieomvormer een puls-
startsignaal heeft ontvangen, loopt hij totdat het aantal
door de gebruiker geprogrammeerde pulsen is ont-
vangen op ingangsklem 33. Op deze manier activeert
een intern stopsignaal de normale uitlooptijd (parame-
ter 208).
De tellerfunctie wordt geactiveerd (start de timing) op
de flank van het startsignaal (wanneer het van top naar
start gaat).
Speed compensated stop. Om op precies hetzelfde
punt te stoppen, ongeacht de actuele snelheid, wordt
[0]
[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
99