Par. 307 Digitale ingang = Pulstart [30]
Par 343 Precisiestopfunctie = Tellerstop met
reset [1]
Par. 344 Tellerwaarde = 100000
Gebruik van interne PID-regelaar - procesbestu-
ring gesloten lus
1.
Sluit de frequentie-omvormer zoals gebrui-
kelijk op de netvoeding en de motorkabels
aan.
2.
Sluit de zender (terugkoppelingssignaal) aan
op de plus van klem 12 en de min van klem
60 (geldt voor tweedraadszenders 4-20 mA).
(Sluit zenders met 0-10 V DC aan op de plus
van klem 53 en de min van klem 55).
NB!
Sluit klem 55 als min en klem 60 als plus
aan voor het stroomsignaal (0/4-20 mA)
en klem 53-55 voor het spanningssignaal
(0-10 V DC) als zenders met afzonderlijke
netvoeding worden gebruikt.
3.
Sluit het startsignaal aan tussen klem 12 en
18; 12-27 moet worden aangesloten of wor-
den ingesteld op Geen functie (parameter
304 = 0).
4.
Stel alle parameters in het Snelmenu in en
open het Hoofdmenu (u doet dat als volgt:
druk [QUICK MENU] en [+] tegelijkertijd in.
5.
Stel de volgende parameters in:
100 = Procesregeling, gesloten lus [3]
101 = Variabel koppel medium [3]
Bij gebruik van centrifugaalpompen en -ven-
tilatoren.
308 = Terugkoppeling [2] (voor 0-10 V DC
zenders) of
314 = Terugkoppeling [2] (voor 4-20 mA zen-
ders)
60
VLT
414 = Minimumterugkoppelingsschaling,
moet worden ingesteld op de minimumterug-
koppelingswaarde
415 = Maximumterugkoppelingsschaling,
moet worden ingesteld op de maximumte-
rugkoppelingswaarde
Voorbeeld: Drukzender 0-10 bar: 414 = 0 en
415 = 10
416 = Proceseenheden: Zoals is weergege-
ven op het lokale bedieningspaneel is (bij-
voorbeeld: bar [4])
437 = Normaal [0]: De uitgangsfrequentie
moet worden verlaagd wanneer het terug-
koppelingssignaal toeneemt
Geïnverteerd [1]: De uitgangsfrequentie
moet worden verhoogd wanneer het terug-
koppelingssignaal toeneemt
440 = Proportionele versterking (P-verster-
king) 0,3-1,0 (opgetreden waarde)
441 = Integratietijd (I-tijd) 3-10 s (opgetreden
waarde)
442 = Differentiatietijd (D-tijd) 0-10 s (opge-
treden waarde)
205 = Max. referentie moet worden ingesteld
overeenkomstig parameter 415 (voorbeeld:
10 bar)
215 = Digitale referentie 1. Stel de digitale
referentie in op de gewenste min. referentie-
waarde (voorbeeld: 5 bar)
(Parameter 205 en 215 worden weergege-
ven in de gekozen proceseenheid in para-
meter 416).
De waarden tussen vierkante haakjes [] zijn
gegevenswaarden die corresponderen met
de gewenste functie. Voorbeeld: Parameter
308 Terugkoppelingssignaal = [2]
Als de motor altijd met de minimumsnelheid
wordt geacht te draaien, kan dit worden in-
gesteld in parameter 204 = Uitgangsfrequen-
tie ondergrens. (Voor pompinstallaties is dit
meestal 15-20 Hz).
Met bovenstaande aansluitingen en instellin-
gen werken alle normale pomp- en ventila-
tortoepassingen correct. In bepaalde geval-
len kan het nodig zijn de PID-regelaar te
optimaliseren (parameter 440, 441 en 442)
met waarden die verder gaan dan de ge-
noemde opgetreden waarden.
®
MG.27.E3.10 – VLT
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
2800-serie