Hantering van referenties
De hantering van de referenties wordt beschreven in
het onderstaande blokdiagram. In het blokdiagram is
te zien hoe de verandering van één parameter de to-
tale referentie kan beïnvloeden.
De parameters 203 tot 205 Reference en parameter
214 Reference function definiëren hoe de referenties
kunnen worden gehanteerd. De genoemde parame-
ters kunnen zowel in closed als in open loop actief zijn.
Referenties voor afstandsbediening worden gedefini-
eerd als:
-
Externe referenties, zoals de analoge ingan-
gen 53 en 60, pulsreferenties via klem 33 en
referenties van seriële communicatie.
Digitale referenties.
-
De totale referentie kan op het display van de LCP-
stuureenheid worden weergegeven door Reference
[%] te selecteren in de parameters 009-012 Display re-
adout en kan als één eenheid worden getoond door
= fabrieksinstelling, () = display-tekst, [] = waarde die gebruikt wordt voor communicatie via de seriële communicatiepoort
®
MG.27.E3.10 – VLT
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
VLT
2800-serie
Reference [unit] te selecteren. De som van de externe
referenties kan worden getoond op het display van de
LCP-stuureenheid als een % van het bereik van de
Minimum reference, Ref
MIN
Ref
. Selecteer External reference, % [25] in de pa-
MAX
rameters 009-012 Display readout als een uitlezing
gewenst wordt.
U kunt referenties en externe referenties tegelijkertijd
hebben. In parameter 214 Reference function kan ge-
selecteerd worden hoe de digitale referenties moeten
worden opgeteld bij de externe referenties.
Er is ook een onafhankelijke lokale referentie in para-
meter 003 Local reference, waarin de totale referentie
wordt ingesteld met de toetsen [+/-]. Wanneer de lo-
kale referentie geselecteerd is, wordt de uitgangsfre-
quentie begrensd door parameter 201 Output fre-
quency low limit, f
en parameter 202 Output
MIN
.
frequency high limit, f
MAX
De eenheid van de lokale referentie hangt af van de
selectie in parameter 100 Configuration.
tot de Maximum reference,
83