Snelheid omhoog en Snelheid omlaag worden gebruikt
als een digitale regeling voor het verhogen/verlagen
van de snelheid nodig is. Deze functie is alleen actief
als Referentie vasthouden of Uitgang vasthouden is ge-
selecteerd.
Als Snelheid omhoog actief is, zal de referentie of de
uitgangsfrequentie toenemen, en als Snelheid om-
laag actief is, zal de referentie of de uitgangsfrequentie
worden verlaagd. De uitgangsfrequentie wordt gewij-
zigd via de uitlooptijden die zijn ingesteld in de para-
meters 209-210 Ramp 2.
Een puls (logisch '1' minstens 14 ms hoog en een mi-
nimale remtijd van 14 ms) zal leiden tot een snelheids-
verandering van 0,1% (referentie) of 0,1 Hz (uitgangs-
frequentie). Voorbeeld:
Klem
Klem
Referentie
29
33
vasthouden/
Uitgang vast-
houden
0
0
1
0
1
1
1
0
1
1
1
1
Referentie vasthouden kan worden gewijzigd, ook als
de frequentieomvormer gestopt is. Bovendien blijft de
referentie in het geheugen als de netvoeding wordt af-
geschakeld.
Inhalen/Vertragen wordt gebruikt als de referentiewaar-
de verhoogd of verlaagd moet worden met een pro-
grammeerbaar percentage dat is ingesteld in parame-
ter 219 Referentie inhalen/vertragen.
Vertragen
Inhalen
0
0
0
1
1
0
1
1
Ramp 2 wordt gebruikt als tussen Ramp 1 (parameter
207-208) en Ramp 2 (parameter 209-210) moet kun-
nen worden geschakeld. '0' leidt tot Ramp 1 en logisch
'1' leidt tot Ramp 2.
Digitale referentie, lsb en Digitale referentie, msb maken
het mogelijk om een van de vier digitale referenties te
kiezen (zie onderstaande tabel).
Digitale referen-
Digitale referen-
tie
tie
msb
lsb
0
0
0
1
1
0
1
1
= fabrieksinstelling, () = display-tekst, [] = waarde die gebruikt wordt voor communicatie via de seriële communicatiepoort
®
MG.27.E3.10 – VLT
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
Functie
Geen snelheidswijzi-
ging
Snelheid omhoog
Snelheid omlaag
Snelheid omlaag
Functie
Snelheid ongewijzigd
Verhoogd met %-waarde
Verlaagd met %-waarde
Verlaagd met %-waarde
Functie
Ingest. ref. 1
Ingest. ref. 2
Ingest. ref. 3
Ingest. ref. 4
®
VLT
2800-serie
Digitale referentie aan wordt gebruikt om te schakelen
tussen externe en digitale referentie. Er wordt hierbij
aangenomen dat Extern/digitaal [2] is geselecteerd in
parameter 214 Referentiefunctie. Logisch '0' = externe
referenties zijn actief, logisch '1' = een van de digitale
referenties is actief, zoals is af te leiden uit boven-
staande tabel.
Thermistor moet worden geselecteerd als een in de
motor ingebouwde thermistor in staat moet zijn de fre-
quentieomvormer te stoppen bij een overtemperatuur
van de motor. De uitschakelwaarde is 3 kΩ.
Als een motor in plaats daarvan een thermische scha-
kelaar van het type Klixon heeft, kan deze ook worden
aangesloten op de ingang. Als de motoren parallel
werken, kunnen de thermistors/thermische schake-
laars in serie worden geschakeld (totale weerstand
lager dan 3 kΩ).
Parameter 128 Thermische motorbeveiliging moet wor-
den geprogrammeerd voor Thermistorwaarschuwing
[1] of Thermistoruitschakeling [2] en de thermistor moet
worden aangesloten tussen een digitale ingang en
klem 50 (+10 V voeding).
Precisiestop, geïnverteerd wordt gebruikt om een hoge
nauwkeurigheid te verkrijgen wanneer een stopcom-
mando wordt herhaald. Logisch '0' betekent dat de
motorsnelheid uitloopt tot stop volgens de geselec-
teerde uitlooptijd.
Precisiestart/stop wordt gebruikt om een hoge nauw-
keurigheid van een herhaald start- of stopcommando
te verkrijgen.
Pulsreferentie wordt gebruikt als een pulsreeks (fre-
quentie) is geselecteerd als referentiesignaal. 0 Hz
komt overeen met parameter 204 Minimumreferentie,
Ref
. De frequentie die is ingesteld in parameter 327
MIN
93