Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

nord NORDAC SK 700E Aanvullende Handleiding pagina 14

Frequentieomvormer met positioneerunit
Verberg thumbnails Zie ook voor NORDAC SK 700E:
Inhoudsopgave

Advertenties

NORDAC SK 700E handleiding Posicon positioneermoduul
3 functiebeschrijving
3.2.1.1 referentiepuntloop
Via een van de 6 digitale ingangen of via de digitale ingangen van de "gebruikersinterface" wordt de
referentiepuntloop gestart. Daartoe moet een digitale ingang voor de betreffende functie geprogrammeerd
worden (P618-P623, instelling 7; P420-P425 instelling 22). De richting, waarin het referentiepunt gezocht
wordt, wordt bepaald door de signalen vrijgave linksom/rechtsom. De snelheid van de referentiepuntloop
wordt bepaald door de actuele toerentalregelwaarde. Het referentiepunt wordt eveneens via een van de 6
digitale ingangen of via de digitale ingangen van de "gebruikersinterface" gestart. Daartoe moet een digitale
ingang voor de betreffende functie geprogrammeerd worden (P618-P623, instelling 8; P420-P425 instelling
23).
Afloop van de referentiepuntloop: Bij ingeschakelde referentiepuntloop draait de aandrijving volgens de
draairichting van de regelwaarde (vrijgave rechtsom/linksom, +/- regelwaarde). Een "hoog" signaal aan de
referentiepuntingang inverteert de draairichting. Bij het bereiken van de referentieschakelaar keert de
draairichting dus om. De referentieschakelaar wordt weer verlaten. Na het verlaten van de schakelaar
beëindigt de eerstvolgende nul-impuls van de incrementele encoder de referentiepuntloop. Wanneer de
machine zich reeds op het referentiepunt bevindt, waardoor de referentiepuntschakelaar is bekrachtigd, dan
zal
meteen
in
tegenovergestelde
draairichting
worden
gestart.
Na
het
verlaten
van
de
referentiepuntschakelaar wordt eveneens bij het bereiken van de eerstvolgende nul-impuls van de
incrementele encoder, de referentiepuntloop beëindigt.
Met de nul-impuls wordt de actuele positie op 0 respectievelijk op de in de parameter "offset" ingestelde
waarde gezet. De aandrijving blijft in deze positie, totdat de referentiepuntloop door het wegnemen van het
signaal referentiepuntloop beëindigd wordt. In de modus positieregelwaarde „Positie-increment-array P609 =
1" (relatieve positionering) wordt de regelpositie gelijktijdig op 0 gezet. De frequentieomvormer meldt met het
overnemen van het referentiepunt het einde van de referentiepuntloop, indien een van de twee
multifunctionele relais 3 of 4 daartoe geparametreerd zijn.
Als na het signaal "referentiepunt" niet binnen 1,5 omwentelingen een nul-impuls door de incrementele
encoder wordt gedetecteerd, dan meldt de frequentieomvormer de fout "referentiepunt" (E14/E142).
Wordt de incrementele encoder zonder de functie "Öpslaan Pos. Aan" gebruikt (zie parameter 606), dan staat
de meetpositie na het inschakelen op waarde "0", in het andere geval op de laatst opgeslagen waarde.
De relaismelding „referentiepunt" laat zien, dat de referentiepuntloop uitgevoerd wordt en dat het
referentiepunt nog niet gevonden is. Zodra het referentiepunt gevonden is, trekt het relais aan. Als in
parameter 606 niet de keuze "Opslaan Pos. Aan" gekozen is, dan blijft het relais na het inschakelen van de
voedingsspanning open staan.
Als de keuze "Opslaan Pos. Aan" gekozen is, dan sluit het relaiscontact meteen na het inschakelen van de
netspanning.
De referentiepuntloop kan beëindigd worden door wegname van de "vrijgave", of door "snelstop"
respectievelijk door "spanning onderbreken" (er verschijnt dan geen foutmelding).
3.2.1.2 reset nul-positie
Als alternatief voor de referentiepuntloop kan een van de digitale ingangen op de POSICON – extensie-unit
op de instelling "reset nul-positie" (P618-P623, instelling 11) geprogrammeerd worden. In tegenstelling tot de
functie referentiepunt is deze ingang dan altijd werkzaam en wordt de positie-meetwaarde bij signaalwisseling
van 0 -> 1 direct op 0 respectievelijk op de in parameter "Offset" ingestelde waarde gezet, onafhankelijk ervan
of de positieregeling in- of uitgeschakeld is. De positie-regelwaarde bij de digitale modus 2 (positie-
incrementen) wordt ook op 0 gezet.
De herhaalnauwkeurigheid van het referentiepunt is bij "reset-nul-positie" minder nauwkeurig dan bij een
referentiepuntloop. De nauwkeurigheid hangt af van de tolerantie van de reset-nul-positie-schakelaar en van
de snelheid waarmee deze schakelaar gepasseerd wordt. Voor veel toepassingen is de nauwkeurigheid die
met de "reset-nul-positie-schakelaar" bereikt wordt voldoende. Bovendien kan men naar een reset-nul-
positiepunt gaan, zonder de positieregeling te onderbreken.
14
BU 0710 NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Posicon sk xu1-pos

Inhoudsopgave