NORDAC SK 700E handleiding Posicon positioneermoduul
3 functiebeschrijving
3.2
inleiding
Met de POSICON-positioneerkaart kan men een veelvoud aan positionerings- en positie-instellingstaken
laten uitvoeren. Om voor u de keuze van de juiste configuratie voor optimale uitvoering van de gestelde taken
te vergemakkelijken, worden hieronder verschillende configuraties voorgesteld voor het instellen van
regelwaarden en het bepalen van meetwaarden
De regelwaarde kan als absolute - of als relatieve positie ingesteld worden. Het instellen van een absolute
positie wordt aanbevolen voor toepassingen met vaste posities, zoals bijvoorbeeld orderpickers, liften,
stapelaars, magazijnkranen, enz. De relatieve positie-instelling is vooral geschikt voor alle stapsgewijs
functionerende assen, met name bij eindloze bewegingen, zoals bij draaitafels en indexerende
transportbanden met vakken. Het instellen van de regelwaarde is ook via een bus (Profibus-DP, CAN-bus,
Interbus-S, Device-Net of USS-interface) mogelijk. Hierbij kan de positie als waarde of per bit-combinatie als
positienummer of positie-increment ingesteld worden.
Indien er tussen positieregeling en toerentalregeling gewisseld moet worden, dan kan dit met een
parametersetomschakeling gerealiseerd worden. Hiertoe wordt de positieregeling in een parameterset op
"AAN" en in een andere op "UIT" geparametreerd. Tussen de parametersets kan op elk gewenst moment, ook
tijdens bedrijf met draaiende motor, gewisseld worden.
Het bepalen van de positie kan met de incrementele - of met de absoluut encoder geschieden. Bij eindloze
bewegingen, die overwegend één draairichting hebben, kan alleen met een incrementele encoder gewerkt
worden, omdat het bereik van het aantal omwentelingen bij gebruik van een absoluut encoder beperkt is tot
± 50.000 omwentelingen. Bij gebruik van een incrementele encoder is een referentiepunt meestal
noodzakelijk.
3.3
positie-meetwaarde bepaling
3.2.1 positiebepaling met een incrementele encoder
De meetpositie wordt in de POSICON-moduul gevormd. Hier is een referentiepunt voor nodig, met behulp
waarvan de nulpositie van de as wordt vastgelegd. De positiebepaling functioneert, zolang de
frequentieomvormer onder voedingsspanning staat. De pulsen van de incrementele encoder worden in de
omvormer geteld en bij de meetwaarde opgeteld. Na het inschakelen van de voedingsspanning van de
omvormer is de meetpositie = 0 (parameter 606 op positie "OPSLAAN POS. UIT") of staat de meetpositie op
de waarde die bij het uitschakelen van kracht was (parameter 606 op positie "OPSLAAN POS. AAN.").
De positiebepaling werkt onafhankelijk van het vrijgavesignaal van de omvormer en de parameter positioneren
AAN/UIT (P600). De omvormer bepaald de meetwaarde zolang de netspanning aanwezig is. Het veranderen
van posities bij uitgeschakelde omvormer leidt niet tot verandering van de meetwaarde. Daarom is in de regel,
na elke net-inschakeling van de omvormer, een referentiepuntloop noodzakelijk.
Wanneer er met de omvormer niet in servo-modus (P300) hoeft te worden gedraaid, dan kan de incrementele
encoder ook aan een andere as dan de motoras worden gemonteerd. In dit geval dient overzetverhouding
tussen het motortoerental en het encodertoerental worden geparametreerd. Het toerental van de incrementele
encoder wordt in de omvormer met behulp van de parameters overbrenging en reductie omgerekend naar het
motortoerental.
voorbeeld: De incrementele encoder is gemonteerd aan de uitgaande as van de reductor, de reductor heeft een reductieverhouding van i = 26,34.
De volgende waarden worden geparametreerd: overbrenging: 2634; reductie: 100.
Met behulp van een parametreerbare offset kan het nulpunt kan het nulpunt op een ander, dan door het
referentiepunt bepaalde punt gelegd worden. De offset wordt na omrekening van het toerental van de
incrementele encoder in motoromwentelingen opgeteld. Na verandering van overbrenging of reductie dient de
offset daarom opnieuw te worden ingegeven.
BU 0710 NL
n
= n
* ov/re
M
e
n
:
motortoerental
M
n
:
toerental van de incrementele encoder
e:
ov:
overbrenging (P607
re:
reductie (P608
3 functiebeschrijving
)
[1]
)
[1]
13