NORDAC SK 700E handleiding Posicon positioneermoduul
2.5
aansluiting incrementele encoder
Ingang voor een incrementele encoder met twee sporen en een nulspoor met TTL-compatibele signalen voor
een drijver volgens EIA RS 422. De maximale stroomopname van de incrementele encoder mag 250mA niet
te boven gaan. De voedingsspanning voor de encoder bedraagt 5V.
Het pulstal per omwenteling kan tussen 500 en 5000 pulsen liggen. Dit getal kan met parameter 606 in
menugroep "positionering" ingesteld worden.
Bij lange leidingen en motortoerentallen boven 1500 omwentelingen per minuut mag het pulstal van de
encoder niet hoger zijn dan 2048 pulsen per omwenteling.
Gebruikt men lange leidingen, dan moet de diameter van de leidingen voldoende groot gekozen worden,
zodat het spanningsverlies op de leidingen niet te groot wordt. Dit betreft vooral de voedingspanningsleiding,
de diameter kan vergroot worden door meerdere kabels parallel te schakelen. Een alternatieve mogelijkheid
is, een incrementele encoder met hogere voedingsspanning van 10-30V te gebruiken. Wanneer een
incrementele encoder met een voedingsspanning van 10-30V wordt gebruikt, dan kan de interne 15V-
spanning als voeding gebruikt worden X10.2 klem 42.
De afscherming van de encoderleiding wordt met de PE-zadels, die standaard bij het apparaat geleverd
worden, aan de afschermingsbeugel bevestigd.
functie
5 V – voeding
0 V – voeding
spoor A
spoor A geïnverteerd
spoor B
spoor B ingeïnverteerd
spoor 0
spoor 0 geïnverteerd
2.6
aansluiting absoluut encoder
Ingang voor een absoluut encoder met Gray-code en SSI-interface. De signalen zijn TTL-compatibel volgens
EIA RS 422. De door de omvormer voor de encoder ter beschikking gestelde voedingsspanning bedraagt
15V. Het pulstal per omwenteling, het maximale aantal omwentelingen, respectievelijk de lengte van de te
verzenden woorden (8 - 24 bit) kunnen door middel van de betreffende parameters ingesteld worden.
Het nulpunt van de absoluut encoder wordt door de positie van de encoder bepaald en dient daarom bij het
inbouwen op de juiste wijze afgesteld te worden. Door het ingeven van een offset-waarde kan het interne
nulpunt van de omvormer vastgelegd worden.
Wanneer er een mechanische overbrenging tussen motor en de absoluut encoder aanwezig is, dan kan deze
door de overbrengings- en reductieparameters worden ingegeven.
Motor en absoluut encoder behoeven niet per se dezelfde draairichting te hebben. Bij verschillende
draairichtingen moet een negatieve overbrenging ingesteld worden.
De gebruikte pulsfrequentie bedraagt 100kHz. Bij deze pulsfrequentie kunnen leidingen met een lengte tot
80m gebruikt worden. De leidingen moeten paargewijs getwist en afgeschermd zijn.
Controle op draadbreuk is bij absoluut encoders mogelijk wanneer deze over een extra spanningbewakingsbit
beschikken.
12
draadkleur
(voor incrementele
encoder ERN 420)
+5V
bruin/groen
GND
wit/groen
A+
A-
B+
B-
NUL+
NUL-
bruin
groen
grijs
rose
rood
zwart
3 functiebeschrijving
ingangsklemmen bij de NORDAC
SK 700E POSICON
SK XU1-POS
X10.4.41 VO +5V
X10.3.40 GND /0V
X10.4.51 ENC1 A+
X10.4.52 ENC1 A-
X10.4.53 ENC1 B+
X10.4.54 ENC1 B-
X10.4.55 ENC1 N+
X10.4.56 ENC1 N-
BU 0710 NL