VOER EEN WAARDE IN VOOR Y = 0
Als standaardwaarde voor de coördinaat wordt 0
ingesteld. Voer de gewenste coördinaat in voor de
werkstukkant, in dit voorbeeld Y = 0 mm en
stel de coördinaat in als nulpunt voor dit werkstuk.
Druk op ENTER.
Voorbeeld: stel middellijn tussen twee werkstukkanten als nulpunt in
De positie van middellijn
M
wordt bepaald door het tasten van de
kanten
1
en 2.
De middellijn loopt evenwijdig met de Y-as.
Gewenste coördinaat van de middellijn: X = 0 mm
Bij gebruik van de functie Middellijn tasten wordt de
afstand tussen de kanten in het berichtenvakje
weergegeven.
Druk op NULPUNT.
Druk op de pijltoets OMLAAG.
Druk op TASTEN.
Druk op MIDDELLIJN.
TAST DE 1e KANT AF OP DE X
Verplaats de kantentaster naar werkstukkant
LED's in de kantentaster oplichten.
TAST DE 2e KANT AF OP DE X
Verplaats de kantentaster naar werkstukkant
LED's in de kantentaster oplichten. De afstand tussen
de kanten wordt weergegeven in het berichtenvakje.
Trek de kantentaster van het werkstuk terug.
48
1
tot de
2
tot de
I Bedieningsinstructies