Fysiologische bewaking
Wanneer u de M Series in de modus MONITOR (AAN voor
apparaten met AED) zet, wordt het menu voor de fysiolog-
ische bewaking weergegeven met de volgende softkeys:
Param., Curve 2, ID nr., Alarms en 12 afl. (indien
geïnstalleerd).
Param.
Curve 2
ID nr.
De softkey Param.
Als u op de softkey Param. drukt, verschijnen de
volgende softkeys op het scherm: Sel., Enter en Terug
SpO2
ETCO2
NIBD
Sel.
Enter
Druk op de softkey Sel. om de markeringsbalk te
schuiven over de beschikbare fysiologische parameters.
Druk op de softkey Enter om de gemarkeerde parameter
te selecteren. Druk op de softkey Terug om terug te
keren naar het menu voor fysiologische bewaking.
Als u de parameter SpO2 selecteert, verschijnen de
volgende softkeys op het scherm: Sens., Gemidd,
Alarms en Terug.
Sens.
Gemidd.
Softkey Sens. (gevoeligheid)
Met de softkey Sens. kunt u de gevoeligheid 'Normaal' of
'Hoog' selecteren voor de SpO2-bewaking.
De gevoeligheidsinstelling 'Normaal' is de aanbevolen
instelling, die voor de meeste patiënten moet worden
geselecteerd.
Met de gevoeligheidsinstelling 'Hoog' kan de SpO2-
bewaking zelfs worden verricht bij bijzonder lage perfus-
ieomstandigheden. Voorbeelden van dergelijke omstan-
digheden zijn ernstige hypotensie of shock. Wanneer de
gevoeligheidsinstelling 'Hoog' wordt gebruikt, worden de
SpO2-resultaten echter gemakkelijker hierdoor beïnvloed.
Om ervoor te zorgen dat SpO2-waarden bij gebruik van de
gevoeligheidsinstelling 'Hoog' nauwkeurig zijn, verdient het
aanbeveling dat de patiënt nauwgezet en continu wordt
geobserveerd.
De gevoeligheidsinstelling Normaal en Hoog kunnen
worden geselecteerd door op de softkey "Sens." te drukken.
De markering wisselt af tussen "Normaal" en "Hoog" en stelt
de gebruiker in staat om de juiste gevoeligheid te selecteren.
Normaal
Hoog
Sens.
Enter
Door op "Enter" te drukken kan de gebruiker de
gemarkeerde gevoeligheid oproepen. Door op "Terug" te
drukken keert de gebruiker terug naar het submenu SpO2.
De softkey Gemidd.
De M Series biedt drie (3) verschillende tijdsperioden
waarvoor het gemiddelde van SpO2-waarden wordt
berekend: 4 seconden, 8 seconden (standaardwaarde) en
16 seconden.
Er wordt zelden van de standaardinstelling van 8
seconden voor de middelingsperiode afgeweken. Bij
patiënten die een hoog risico lopen en bij wie de SpO2-
Alarms
12 afl.
omstandigheden snel veranderen, wordt de instelling van
4 seconden aanbevolen. De instelling van 16 seconden
mag uitsluitend worden gebruikt wanneer de instelling van
8 seconden (standaardinstelling) ontoereikend is als
gevolg van uitzonderlijk hoge artefacten.
U kunt de middelingsperiode (4, 8 of 16 seconden)
selecteren door eerst op de softkey Gemidd. te drukken in
het submenu SpO2. De volgende softkeys worden dan
weergegeven: Gemidd., Enter en Terug.
Terug
Het markeringsgebied neemt telkens wanneer er op de
softkey "Gemidd." wordt gedrukt, de verschillende
middelingsperioden 4, 8 en 16 seconden door.
Door op de softkey "Enter" te drukken kan de gebruiker
de gemarkeerde middelingsperiode selecteren. Door op
de softkey "Terug" te drukken keert de gebruiker terug
Alar ms
Terug
naar het submenu SpO2.
Alarms
De M Series SpO2-optie biedt alarmfuncties voor het
geval de SpO2-waarde of de hartfrequentie buiten het
ingestelde bereik valt. Zie 'Standaardinstellingen' op
pagina 10 voor de standaardboven- en -ondergrens en
het standaardbereik van deze alarmfuncties.
Bij het bewaken van de hartfrequentie van een patiënt
via een ECG bedraagt het limietbereik van het alarm
voor de maximale hartfrequentie 60 tot 280 bpm met een
standaardinstelling van 150 bpm. Als de hartfrequentie
echter wordt bewaakt met behulp van pulsoximetrie,
wordt de limietwaarde van het alarm voor de maximale
hartfrequentie automatisch verlaagd naar 235 bpm als
deze waarde eerder hoger is ingesteld voor ECG-
bewaking. De oorspronkelijke instelling van de
limietwaarde voor de maximale hartfrequentie wordt
hersteld als de ECG-bewaking wordt hervat.
Wanneer de alarminstelling voor SpO2 op AUTO wordt
gezet, worden de alarmgrenzen automatisch op 95% en
105% van het huidige gemeten saturatiepercentage van
de patiënt ingesteld (de maximale instelling is 100%).
Automatische instelling van de boven- en ondergrens
voor deze alarmfuncties is alleen mogelijk als er geldige
meetwaarden zijn voor de vitale waarde.
Terug
Zie de Bedieningshandleiding voor de M Series voor
meer informatie over het inschakelen, uitschakelen en
opschorten van de alarmfuncties van de M Series.
SpO
- 5
2
4 Sec.
8 Sec.
16 Sec.
Gemidd.
Enter
Pulsoximetrie (SpO
)
2
Terug