Beoogd gebruik van SpO2
De ZOLL M Series-pulsoximeter met Masimo SET®
technologie en de sensors van de LNCS-serie worden
gebruikt voor continue niet-invasieve bewaking van de
arteriële zuurstofsaturatie (SpO2) en de pulsfrequentie.
De pulsoximeter is bedoeld voor gebruik bij volwassen-
en, zowel in rust als tijdens beweging, en de kinderen en
pasgeborenen in rust, in een ziekenhuis of een
preklinische omgeving.
Met behulp van pulsoximetrie verrichte metingen van de
zuurstofsaturatie zijn in hoge mate afhankelijk van de
juiste plaatsing van de sensor en van omstandigheden
van de patiënt. Omstandigheden van de patiënt zoals het
inademen van rook kunnen leiden tot incorrecte
zuurstofsaturatiewaarden. Controleer bij twijfel over
pulsoximetriemetingen de waarden met behulp van een
andere klinisch aanvaardbare meetmethode, zoals het
meten van het arteriële bloedgas.
De optie pulsoxymetrie in de M Series is uitsluitend
bestemd voor gebruik met ZOLL/Masimo LNCS sensors.
Complicaties bij het meten
Controleer bij twijfel over de nauwkeurigheid van een
meting eerst de vitale functies van de patiënt op een
andere manier. Ga vervolgens na of de M Series
pulsoximeter goed functioneert.
Onnauwkeurige metingen kunnen worden veroorzaakt
door:
•
het onjuist aanbrengen of verkeerd gebruik van de
sensor
•
een aanzienlijk gehalte niet-functionele hemoglob-
inen (bijvoorbeeld carboxyhemoglobine of
methemoglobine)
•
intravasculaire kleurstoffen zoals indocyanineg-
roen of methyleenblauw
•
blootstelling aan overmatige verlichting, zoals
operatielampen (vooral lampen met een xenon-
lichtbron), bilirubinelampen, TL-buizen, infrarode
verwarmingslampen of direct zonlicht. Blootstel-
ling aan overmatige verlichting kan worden
gecorrigeerd door de sensor met een donker of
ondoorschijnend materiaal af te dekkenl
•
overmatige beweging van de patiënt
•
veneuze pulsaties
•
de plaatsing van een sensor op een extremiteit
waarop een bloeddrukmanchet, arteriële katheter
of intravasculaire lijn is aangebracht
Het polssignaal kan in de volgende situaties verloren
gaan:
•
De sensor wordt te strak aangebracht
•
Er is overmatige verlichting van lichtbronnen zoals
een operatielamp, een bilirubinelamp of zonlicht
•
er is een bloeddrukmanchet gevuld op dezelfde
extremiteit als waarop een SpO2-sensor is
aangebracht
•
de patiënt maakt te veel bewegingen
•
de patiënt lijdt aan hypotensie, ernstige
vaatvernauwing of hypothermie
•
er doet zich een arteriële occlusie ter hoogte van
de sensor voor
•
de patiënt heeft een hartstilstand of verkeert in
shock
SpO2-connector en -sensors
De SpO2-connector bevindt zich op het achterpaneel
van de M Series. Er mogen uitsluitend accessoires en
sensors van ZOLL of Masimo worden gebruikt met de
pulsoximetrieoptie van de M Series.
Elke sensor is ontworpen om op een specifieke
anatomische plaats te worden aangebracht bij patiënten
met een bepaald gewicht. Voor de beste resultaten,
gebruikt u een geschikte sensor, brengt u de sensor aan
volgens de aanwijzingen in de Gebruiksaanwijzing die bij
elke LNCS-sensor is ingesloten, houdt u de sensor op
het niveau van het hart van de patiënt en neemt u altijd
alle waarschuwingen en aandachtspunten in acht.
Er kan weefselbeschadiging optreden als een sensor
verkeerd wordt aangebracht (bijvoorbeeld als de sensor
te strak wordt aangebracht, er extra kleefband wordt
aangebracht, de plaats van de sensor niet periodiek
wordt gecontroleerd). Zie de bij elke sensor bijgeleverde
Gebruiksaanwijzing voor specifieke instructies voor
aanbrengen en gebruik van de sensor.
SpO
- 3
2
Pulsoximetrie (SpO
)
2