EIGENSCHAPPEN VAN OPGESLAGEN
BESTANDEN
BESTANDSEIGENSCHAPPEN
U kunt een beveiligingsinstelling selecteren voor bestanden die zijn opgeslagen met de functie documentarchivering.
Hiermee voorkomt u dat een bestand wordt verplaatst, of handmatig of automatisch wordt verwijderd.
Er zijn drie eigenschappen beschikbaar voor opgeslagen bestanden: [Delen], [Beveiligen] en [Vertrouwelijk]. Wanneer
het bestand is opgeslagen met de eigenschap [Delen], is het niet beveiligd. Wanneer het bestand is opgeslagen met de
eigenschap [Beveiligen] of [Vertrouwelijk], is het beveiligd.
Bestanden die zijn opgeslagen in de Snelmap, zijn allemaal opgeslagen als [Delen]-bestanden. Wanneer u een bestand
is opgeslagen in de hoofdmap of een aangepaste map, kunt u [Delen] of [Vertrouwelijk] selecteren.
Een [Delen]-bestand kunt u wijzigen in een [Beveiligen]- of [Vertrouwelijk]-bestand met behulp van [Eigensch.
Delen
Wijzigen] in de Taakinstellingen.
Met "Beveiligen" voorkomt u dat een bestand verplaatst of gewist wordt. U kunt geen wachtwoord instellen.
Beveiligen
Het pictogram
Om een vertrouwelijk bestand te beschermen, wordt een wachtwoord ingesteld. (U moet het wachtwoord
Vertrouwelijk
invoeren om het bestand op te roepen.) Het pictogram
bestandstoets van een vertrouwelijk bestand.
DE EIGENSCHAP WIJZIGEN
Volg de onderstaande stappen nadat u het gewenste bestand heeft geselecteerd.
☞
EEN BESTAND SELECTEREN
Taakinstellingen
file-01
Selecteer de taak.
1
Afdrukken
Verzenden
Verplaatsen
Wissen
Taakinstellingen / Eigensch. Wijzigen
file-01
2
Delen
Beveiligen
verschijnt naast het moduspictogram in de bestandstoets van een beveiligd bestand.
(pagina 6-29)
Annuleren
Name 1
A4
Z/W
Eigensch.
Beeldcontrole
Wijzigen
Details
(1)
(2)
Annuleren
OK
Name 1
A4
Z/W
Vertrouwelijk
Wachtwoord
verschijnt naast het moduspictogram in de
Druk op de toets [Eigensch. Wijzigen].
Selecteer de eigenschap.
(1) Druk op de toets voor het gewenste
eigenschap.
Nadat u op de toets [Vertrouwelijk] hebt gedrukt, kunt u de
toets [Wachtwoord] indrukken.
Druk op de toets [Wachtwoord], voer een wachtwoord in
(5 tot 8 cijfers) met de cijfertoetsen en druk op [OK].
(2) Druk op de toets [OK].
6-39
DOCUMENTARCHIVERING
Inhoudsopgave