Storingstabel
Storingen
Fout in het SCR-systeem
Veelvuldige stilstandsregeneraties
© 06/2018
Storingen
Motorbeveiligingsfunctie van de elektronische
motorregeling
1
Diagnosetoets
2
Diagnoselampje
3
Elektronische motorregeling (EMR)
Wanneer alle storingen zijn verholpen, gaat
het diagnoselampje uit. Bij bepaalde
storingen is het noodzakelijk het contact uit
te schakelen, 30 seconden te wachten en
pas dan het contact opnieuw in te
schakelen.
Bij het uitvallen van een sensor worden de
bijbehorende bewakingsfuncties
uitgeschakeld. In het storingsgeheugen
wordt uitsluitend het sensordefect
gedocumenteerd.
80
Oorzaken
SCR-tank leeg/indicatie vol
SCR werkt niet
SCR werkt niet (kou)
Luchtfilter vervuild/uitlaatgasturbo defect
Inlaatluchtleiding lek
Injector defect
Verschildruk debietmeter defect
NOx-sensor defect
Verschildruksensor dieselroetfilter levert niet plausibel signaal
Verschildrukleiding verstopt
Afhankelijk van de configuratie van de
bewakingsfuncties kan de elektronische
motorregeling de motor in bepaalde
probleemsituaties tegen schade beschermen, door
tijdens de werking belangrijke grenswaarden continu
te controleren en de correcte werking van de
systeemcomponenten te controleren.
Naargelang de ernst van de vastgestelde storing kan
de motor eventueel met beperkingen blijven draaien,
waarbij het diagnoselampje continu oplicht, ofwel
wijst het diagnoselampje door te knipperen op een
ernstige systeemfout. In dat geval moet de motor
worden uitgeschakeld zodra dat zonder gevaar kan.
Diagnoselampje
Het diagnoselampje bevindt zich in de cabine van het
voertuig.
Het diagnoselampje kan de volgende signalen
voortbrengen:
● Werkingscontrole
– Contact aan, diagnoselampje brandt ca.
2 seconden en gaat vervolgens uit.
– Geen reactie bij ingeschakeld contact,
diagnoselampje controleren.
● Lamje brandt niet
– Na de lamptest wijst een uitdovend lampje op
een in het kader van de controlemogelijkheid
fout- en probleemloze bedrijfstoestand.
● Lampje brandt continu
Storing in het systeem.
– Blijft werken, maar met beperkingen.
Storingen
Maatregelen
Tankdetector controleren
Stekkers en leidingen aan toevoerpomp en
injector controleren
Stekkers en leidingen van toevoerpomp, NOx-
sensor en uitlaatgastemperatuursensor
controleren
Leidingen bevroren, leidingen reinigen,
verwarming controleren
AdBlue®-tank bevroren, verwarming
controleren
Controleren/vervangen
Inlaatluchtleiding controleren
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Vervangen
Reinigen
Motormanagement
– Motor moet door een DEUTZ-partner
gecontroleerd worden.
– Bij een continu brandend lampje heeft een
permanent gecontroleerde meetgrootte (bijv.
koelvloeistoftemperatuur, smeeroliedruk) het
toegestane waardebereik verlaten.
– Naar gelang van de storing kan het
motorvermogen door de elektronische
motorregelaar worden verminderd ter
bescherming van de motor.
● Lampje knippert
Ernstige storing in het systeem.
– Uitschakelverzoek voor de operator. Let op:
Verlies van garantie bij niet-naleving!
– Voor het afkoelen van de motor geforceerde
motorwerking met gering toerental, event. met
automatische uitschakeling.
– Uitschakelvoorwaarde voor de motor werd
bereikt.
– Uitschakelproces wordt uitgevoerd.
– Na een motorstop kan er sprake zijn van een
startblokkering.
– De startblokkering kan worden gedeactiveerd
door het systeem met de contactsleutel
gedurende ca. 30 seconden uit te schakelen.
79
© 06/2018