Elektrische/elektronische installatie
Opmerkingen omtrent de motorelektronica
Deze motor is uitgerust met een elektronisch
regelapparaat.
De uitrusting van het betreffende systeem hangt af
van de gewenste functionaliteit en van de voorziene
motortoepassing.
Bovendien moeten de montagerichtlijnen van DEUTZ
AG worden nageleefd.
Voorzorgsmaatregelen
De stekkerverbinding van de regelapparaten
zijn alleen bij aangesloten contrastekker
stof- en waterdicht (beschermingsniveau
IP69K)! Tot het aanbrengen van de
contrastekker moeten de regelapparaten
tegen spatwater en vocht worden
beschermd!
Een foutieve polarisatie kan leiden tot het
uitvallen van de regelapparaten.
Om schade aan de regelapparaten te
voorkomen, moeten alle
stekkerverbindingen van het regelapparaat
worden verwijderd voordat elektronische
laswerkzaamheden plaatsvinden.
Ingrepen aan de elektrische installatie die
niet worden uitgevoerd volgens de DEUTZ-
voorschriften of die door ongekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd, kunnen de
motorelektronica permanent beschadigen en
ernstige gevolgen hebben, die niet worden
gedekt door de garantie van de fabrikant.
Het is ten strengste verboden:
© 06/2018
Bediening
Geringe omgevingstemperatuur
Het gebruik van motoren in koude of zelfs arctische
klimaatomstandigheden vereist wijzigingen aan de
motor, aan de inbouw, motorwerking en bij het
onderhoud. Wordt geen rekening gehouden met deze
wijzigingen, dan kan dit de motorstarteigenschappen,
de prestaties, de betrouwbaarheid en werking van
het betreffende uitlaatgasnabehandelingssysteem
beïnvloeden.
Het gebruik van een motor in koude of zelfs
arctische klimaatomstandigheden zonder
passende wijzigingen kan een effect hebben
op de garantie.
26
a) wijzigingen of aansluitingen aan te
brengen aan de bekabelingen van de
elektrische regelapparaten en de
datatransmissieleiding (CAN-leidingen).
b) regelapparaten onderling te verwisselen.
Anders wordt de garantie teniet gedaan!
Diagnose- en onderhoudswerkzaamheden
mogen uitsluitend worden doorgevoerd door
geautoriseerd personeel met gebruikmaking
van door DEUTZ goedgekeurde apparatuur.
Montageaanwijzingen
De regelapparaten werden op de betreffende motor
gekalibreerd en zijn gemerkt met het motornummer.
Iedere motor mag uitsluitend met het bijbehorende
regelapparaat worden gebruikt.
Voor de werking van het voertuig noodzakelijke
instelwaarde-indicatoren (pedaalstuurapparaten)
moeten worden aangesloten op de kabelboom van
het voertuig en moeten met het DEUTZ-
diagnoseprogramma SERDIA (SERvice DIAgnose)
worden gekalibreerd. De bekabeling en
kabeltoewijzing van de kabelboom van het voertuig
moeten worden afgeleid uit het schakelschema.
Voedingsspanning
12 volt
24 volt
Het gebruik van motoren bij lage belasting (motor
bereikt de bedrijfstemperatuur niet) over een langere
periode in koude klimaatomstandigheden leidt tot
brandstofverspilling, snellere slijtage en mogelijk zelfs
motorschade. Deze omstandigheden van lage
temperaturen hebben een onvolledige verbranding
tot gevolg, waardoor er diverse afzettingen
plaatsvinden op onderdelen in de motor.
Daarenboven kan de langdurige werking van een
motor bij lage uitlaatgastemperaturen en gering
debiet van de uitlaatgassen vroegtijdig storingen of
falen van de motor en het
uitlaatgasnabehandelingssysteem veroorzaken.
De volgende maatregelen kunnen getroffen
worden door de operator:
Smeerolie
● Kies de smeerolieviscositeit op basis van de
omgevingstemperatuur.
● Bij frequent starten met koude motor moeten het
smeerolieverversingsinterval worden gehalveerd.
Brandstof
● Gebruik bij minder dan 0 °C winterbrandstof
Accu
● Een goede laadtoestand van de accu is belangrijk
om de motor te kunnen starten
● Opwarmen van de accu tot ca. 20°C verbetert het
startgedrag van de motor. (Demontage en
bewaring van de accu in een warme kamer).
Er moet worden gezorgd voor een toereikende
ladingstoestand van de accu. Het onderbreken van
de voedingsspanning bij draaiende motor kan schade
aan de elektriciteit/elektronica tot gevolg hebben.
Wanneer de voedingsspanning wegvalt, valt de
motor stil.
Spanningen van meer dan 32 volt beschadigen het
regelapparaat.
Diagnose
DEUTZ-regelapparaten zijn uitgerust met een
zelfdiagnose. In het storingsgeheugen worden
actieve en passieve storingsrecords opgeslagen.
Actieve storingen worden aangegeven door middel
van storingslampjes/diagnoselampjes
Een diagnose kan worden uitgevoerd aan de hand
van:
● storingslampje (knippercode)
● CAN-bus
● DEUTZ elektronisch display
● diagnoseaansluiting (SERDIA)
apparaatzijdige bekabeling
De montagerichtlijnen van DEUTZ AG moeten
worden nageleefd. In het bijzonder moeten de
insteekcontacten met de daarvoor bestemde in de
handel verkrijgbare werktuigen worden gecrimpt.
Indien nodig mogen insteekcontacten uitsluitend met
de daartoe bestemde werktuigen opnieuw uit het
stekkerhuis worden verwijderd.
Koudstarthulp
● De motoren waartoe deze handleiding behoort
zijn met gloeibougies uitgerust
Koelvloeistof
● Let op de mengverhouding
antivriesmiddel/koelwater
De volgende mogelijkheden kunnen door de
fabrikant van het apparaat overwogen worden of
door geautoriseerde servicemonteurs achteraf
worden ingebouwd:
● Verwarming van de koelkringloop en/of
oliekringloop bij stilstand van de motor.
● Handhaving van de nagestreefde
motorbedrijfstemperatuur, met name bij lage
belasting, vereist:
– Activering van bijkomende belasting door de
toepassing.
– Gebruik van een afdekking of omhulsel van de
apparaatkoeler.
– Omhulsel van het oliecarter en de onderzijde
48.
van de motor, om te beschermen tegen koude
lucht door de motorventilator.
– Indien mogelijk gebruik van een
temperatuurafhankelijke ventilatorkoppeling.
74.
● Isolatie van brandstofleidingen, -filters, -pompen
of ook -reservoirs.
● Verwarming van de aanzuiglucht door een
aanzuiglucht-voorverwarming of een omleiding
van de warme motorruimtelucht.
● Verwarming van de carterontluchting.
Motorbeschrijving
80.
25
Omgevingsvoorwaarden
31.
49.
© 06/2018