Toestellen moeten worden gekalibreerd:
• na te zijn blootgesteld aan een fysieke schok,
• na extreme veranderingen in de omgevingstemperatuur,
• na gebruik onder hoge gasconcentraties,
• als de bumptest/FAS mislukt is,
• op bepaalde intervallen op grond van lokale procedures.
Toegang tot de kalibratiemodus is mogelijk nadat de informatieschermen zijn weergegeven
1. Druk de knop een seconde lang in om naar de informatiepagina te gaan.
2. Wanneer ZERO? verschijnt, moet u op de knop voor een nulkalibratie drukken.
Als geen nulkalibratie wordt uitgevoerd, keert het toestel terug naar de normale modus.
• Tijdens de instelling worden de zandloper, het icoontje voor geen kalibratiegas en de gemeten gasconcentratie
weergegeven.
• Als de nulkalibratie mislukt, wordt ERR weergegeven. Het toestel keert terug naar de normale gebruiksmodus na een
druk op de knop.
• Als de nulkalibratie geslaagd is, verschijnt PASS gevolgd door SPAN?.
3. Tijdens de SPAN? -weergave, moet u op de knop drukken om de kalibratiemodus te starten.
4. Voer testgas aan het toestel toe:
Sluit het reduceerventiel (op de kalibratiegascilinder geschroefd) met een slang aan op de sensoropening en open
het reduceerventiel.
Mogelijke testgassen →
WAARSCHUWING!
De concentratie van het testgas moet overeenkomen met de voorschriften in
kalibreren.
Voor 2-gassendetectors mogen alleen kalibratiegasmengsels worden gebruikt om de sensor correct te kalibreren.
Een incorrecte kalibratie kan tot ernstig letsel of de dood leiden.
Het niet opvolgen van deze waarschuwing kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel of de dood.
• De icoontjes voor huidige gasuitlezing, zandloper en kalibratiegascilinder worden weergegeven.
• Als de kalibratie succesvol is, verschijnt PASS en het toestel keert terug naar de normale gebruiksmodus.
5. Sluit het reduceerventiel.
• Voor toestellen met XCell pulse technologie verschijnt WAIT samen het icoontje voor "geen gascilinder". Dit geeft aan
dat het reduceerventiel moet worden gesloten en het kalibratiegas moet worden verwijderd van het toestel. Zodra het
gas is verwijderd, voert het toestel een tweede kalibratie (pulscontrole) uit van de sensor. Tijdens de pulscontrole
wordt een countdown weergegeven. Het toestel keert dan terug naar de normale gebruiksmodus.
• Als de meetbereikkalibratie mislukt, wordt ERR weergegeven. Het toestel keert terug naar de normale gebruiksmodus
na een druk op de knop.
NL
hoofdstuk 7
.
hoofdstuk 5.2
ALTAIR® 2X
3 Gebruik
(zie Afbeelding 10
).
om de sensor correct te
32