Montage: PLANO 26 SP
TDMA SOLAR PUR:
14.6 Functies en instellingen van de CONTROL 601
SP
14.6.1
Instelling van de installatievariant
Naast de logica voor de regeling van de SOLAR PUR-
installatie kunnen er nog andere varianten ingesteld wor-
den op de regerlaar.
Daarom moet in het menu-item Installatievarianten eerst
„SOLAR PUR" ingesteld worden!
HOOFDMENU 12:34
INSTALLATIEVARIANT
INSTALLATIEVARIANT:
SOLAR PUR
OPTIONELE FUNCTIE 3:
WW-BIJVERW. /GEEN FUNCTIE
Indien de WW-bijverwarming via de regelaar van de ketel
moet gebeuren, kiest u hier „geen functie". Dat moet enkel
gedaan worden voor SOLAR PUR-installaties zonder solai-
re verwarmingsondersteuning, zie 14.3
OPTIONELE FUNCTIE 7:
TERUGLOOPSYST /GEEN FUNCTIE
Voor solaire verwarmingsondersteuning kiest u hier „Terugloopsysteem", zie
14.9op pagina 60.
KEUZEFUNCTIE 1:
STRALINGSMETER / CIRC.WW / T-PRO / KETELREG
PVC/ ZONDER FCT.
Hier kunt u één van de getoonde functies kiezen (PVC =
pomp verwarmingscircuit). Meer informatie hierover vindt
u in de desbetreffende hoofdstukken.
14.6.2
Getoonde waarde (temperatuur- en balanswaarden)
HOOFDMENU 12:34
T° WAARDEN
Toont alle gemeten temperaturen, zoals bv. collector- en
boilertemperaturen, collector en boiler bovenaan
min/max.
HOOFDMENU 12:34
BALANSWAARDEN
Toont de verschillende balanswaarden, zoals bv. energie,
vermogen, werkingsuren.
, op pagina 44.
&
48
14.6.3
Functies voor de werking van de solaire installatie –
(Ingave solair)
HOOFDMENU 12:34
INGAVE SOLAIR
De microprocessorgestuurde regelaar CONTROL 601 SP
werd ontwikkeld om de optimale functionaliteit en veilig-
heid van de SOLAR PUR-installatie te garanderen.
De regelaars maken een intelligente benutting van verschil-
lende stralings- en weersomstandigheden mogelijk door de
automatische omschakeling tussen drie werkingsmodi bij
de zonneoplading.
Werking van de zonnepomp
DIFFerentie SOLAIR
AAN: 6 .. 14 K
Installatie start op: wanneer het temperatuurverschil tussen
de collectorvoeler en die van de voeler onderaan in de
boiler, hoger ligt dan de waarde « Differentie Solaire
Aan» en wanneer de temperatuur van de collector hoger
ligt dan 20°C, worden de zonnepomp (A1) en het toeren-
talniveau Max (A6) geactiveerd.
Installatie in werking: van zodra de temperatuur aan de
boileringang met een bepaalde waarde stijgt, weet de
regelaar dat de vertrekleiding volledig gevuld is, de zon-
nepomp schakelt over op Niveau Min (het aan de pomp
ingestelde niveau) en wordt toerentalgeregeld.
In de zomer wordt op basis van de toplading en in de
winter op basis van de voorverwarming geregeld. De
omschakeling op winter gebeurt via de terugloopvoeler
van het verwarmingscircuit. De topladingstemperatuur
(zomerwerking:=WW-normtemperatuur + 2K) en de voor-
verwarmingstemperatuur (winterwer-
king:=teruglooptemperatuur van de verwarming + 6K)
worden automatisch berekend.
Differentie Solair
UIT: 2 .. 12 K
Installatie gaat buiten werking : indien het verschil tussen
de temperatuur aan de ingang van de zonneboiler en die
onderaan de boiler lager ligt dan de waarde « Differentie
solair uit » wanneer de zonneopbrengst het laagst is, dan
wordt het toerental van de zonnepomp (A1) verlaagd
totdat die stopt. Uitgang 6 gaat over in rusttoestand (Ni-
veau min). Het uitschakelproces wordt in alle gevallen pas
actief wanneer het vulproces is afgelopen.
AANTAL
COLLECTOREN.: 2...4
Hier wordt het aantal geïnstalleerde collectoren ingegeven.
HOOGTE BOILER-
COLLECTOR boven.: 3...10 m
Hier wordt de afstand tussen de bodem van de boiler en
de hoogste plaats van de collectoren ingegeven.