Inhoudsopgave
Advertenties
Montage: PLANO 26 SP
TDMA SOLAR PUR:
14 Montage: CONTROL 601 SP
14.1 Algemene richtlijnen
14.1.1
Veiligheidsrichtlijn
OPMERKING:
De netspanning pas op het einde aansluiten (zie 14.4, op
pagina 45)
Gelieve volgende richtlijnen met betrekking tot de montage en
inwerkingstelling aandachtig te lezen alvorens het apparaat te
gebruiken. Zo vermijdt u schade aan uw installatie door
onjuist gebruik. Alle werken moeten volgens de overeenkom-
stige plaatselijke en VDE-richtlijnen door bevoegde vakmen-
sen uitgevoerd worden.
14.1.2
Keuze van de configuratie van de regelaar
De CONTROL 601 SP maakt de realisatie van verschillende
functies mogelijk. Voor de keuze en de overeenkomstige
indeling van de uitgangen moeten de interfaces in het bijzon-
der met de verwarmingsketel gecontroleerd worden.
Solaire verwarmingsondersteuning (zie Hydraulische
werking, op pagina 7). Hiervoor is geen ingreep in een
eventueel bestaande verwarmingsregeling nodig. Het is
aanbevolen om, in het bijzonder in dit geval, ook de bij-
verwarming van het gebruiksklaar warm water via de
CONTROL te laten verlopen. Daarvoor wordt de uitgang
van de bijverwarming van de CONTROL 601op de ingang
van de bijverwarming van de warmtebron / ketel aange-
sloten. Voor meer informatie daarover, zie Aansluiting van
de in- en uitgangen, op pagina 43.
Regeling van de ketel en het verwarmingscircuit: module-
rende gasketels of –ketels met een overeenkomstige interfa-
ce kunnen aangestuurd worden (zie 14.3. op pagina 44).
Tegelijkertijd kan het verwarmingscircuit geregeld worden.
De aansturing van een mengkraan voor het verwarmings-
circuit is echter niet mogelijk.
Indien tijdelijk te hoge temperaturen vanwege de solaire
verwarmingsondersteuning uitgesloten moeten worden,
moet er ofwel een externe regelaar voor een gemengd
circuit ofwel een thermostatische mengkraan gebruikt
worden. Indien de TR-CONTROL gebruikt wordt, kan
door de kamerthermostaatfunctie de gewenste kamer-
temperatuur aangehouden worden.
14.1.3
Aansluiting van de in- en uitgangen
Om een foutieve werking bij de ingebruikname te ver-
mijden moeten de aansluitingen in volgende volgorde
uitgevoerd worden:
Voeler en uitgangen aansluiten
Dan netspanning aansluiten
Indien u deze volgorde niet respecteert kunnen er bij
ingebruikname fouten optreden in de werking, aange-
zien bvb. een foute temperatuurwaarde tot een veilig-
heidsuitschakeling kan leiden.
14.1.4
Montage
De montage mag enkel in bin-
nenruimtes gebeuren. Netspan-
ning uitschakelen. Na het losma-
ken van de schroeven (1), kan
het bovenste gedeelte van de
behuizing (2) er naar voren
afgenomen worden. Daarna kan
de elektrische aansluiting gebeu-
ren.
OPMERKING:
De omkasting nooit verwijderen wanneer het appa-
raat nog onder spanning staat!
14.2 Temperatuurvoeler
De polariteit van de voeleraansluitingen is willekeurig.
Om beschadiging van de collectorvoeler door bliksemin-
slag te vermijden, is het raadzaam een overspannings-
beveiliging te installeren.
OPMERKING:
De voelerleidingen zijn leidingen op lage spanning.
Ze mogen niet met leidingen van meer dan 50 V door
een gemeenschappelijk kabelkanaal lopen.
Vier van de tot acht temperatuurvoelers zijn al aan de
regelaar aangesloten. Moeten nog aangesloten worden:
collectorvoeler (PT1000, rode kabel): voor plaats op
de collector, zie hfdst. 13.5, op pagina 41.
optionele voelers:
voeler terugloop verwarmingscircuit
43
1
2
3
Advertenties
Inhoudsopgave
