Montage: PLANO 26 SP
TDMA SOLAR PUR:
12 Montage: PLANO 26 SP
12.1 Montageplaats bepalen
OPMERKING
Alvorens de collectoren te monteren, de plaats van de
dakdoorvoering zo bepalen dat de vertrek- en terug-
loopleidingen van de collectoren er met een helling
van minstens 3° naartoe kunnen gelegd worden.
Doorhangen van de leiding te allen
prijze vermijden!
Helling van min. 6 cm / meter in het
vorstgebied
Helling van min 3 cm/meter in de
vorstvrije zone
De minimum buigradius van de Alu-
Pex-buizen bedraagt 80 mm.
Min 15° **
Max 70°
Max
Max
25m
10,5m
3,2m
Min 30° **
Max 90°
OUTDOOR:
Min 6 cm / 1m
Max
25m*
Min
INDOOR:
Min 3 cm/1m
* Max. toegelaten lengte tot de onderkant van het collectorveld:
. Buizenset 25 m op de gewenste lengte <25 m inkorten. Buizenset lang: 25 m, kort: 15 m
** voor dakhellingen tussen 15 en 29° is een afstandhouder van 20° verplicht
12.2 Veiligheidsvoorschriften
ALGEMEEN
De instructies in verband met veiligheid moeten te alle prijze
nagekomen worden. Niet-nakomen kan zware schade aan
personen of zelfs de dood betekenen!
De aangehaalde richtlijnen en aanbevelingen zijn niet nood-
zakelijk volledig. Alle toepasselijke richtlijnen, normen en
voorschriften voor het uitvoeren van de montage en de wer-
king van een solaire installatie moeten in acht genomen wor-
den.
Stabiliteit van het dak
Draagvermogen en stabiliteit van de dak- of bodemveranke-
ringen moeten veilig opgesteld worden. Vóór de montage
moet het statische draagvermogen van het dak getest worden.
Bijzondere aandacht moet geschonken worden aan de toe-
stand van de onderconstructie, omdat daaraan de montage-
elementen voor de bevestiging van de collectoren aange-
bracht worden.
De gegevens in deze handleiding i.v.m. de bevestiging van de
collectoren zijn onderhevig aan volgende beperkingen:
Hoogte gebouw max. 25 m boven de grond (windbelas-
ting)
Dakhelling 15° - 70° (dichtheid dakpannen/dakhaken)
Max. windsnelheid 150 km/u
In geval van veranderde inbouwvoorwaarden moet er een
afzonderlijk bewijs van stabiliteit geleverd worden.
De aan de wind blootgestelde delen van de zonnecollectoren
en hun onderdelen in rekening nemen. Voor een goede stabi-
liteit zorgen.
Bij weersomstandigheden met sterke windstoten de montage
onderbreken.
21
Pas op – gevaar!