In functie van de toestand van de te reinigen vloer kan u op twee manieren
te werk gaan.
Met een LICHT BEVUILDE vloer:
Voer de handelingen beschreven in het hoofdstuk "OPSTARTING VAN DE MACHINE" uit in de volgende volgorde:
A – Activering van de commando's, B – Rotatie van de borstels, opgeheven van de grond, C – Opening en
instelling van de detergensoplossing voor de borstels, D – Daling van de borstels, E – Aanschakeling van de
aanzuiging, F – Daling van de vloerveger, G – Vordering.
Met een veel BEVUILDE vloer:
Voer de boven vermelde handelingen uit met deze volgorde: A, B, C, D, G. Breng het detergens aan op de vloer
en laat het enkel minuten inwerken, herhaal dan de handelingen A, B, D, G.
Opgepast!
Deze handelingen moeten uitgevoerd worden in zones waar onbevoegde personen geen toegang
hebben. Duid deze zones aan met behulp van geschikte borden.
Nadat de bovenvermelde handelingen werden uitgevoerd moet als laatste de AFWERKENDE passage uitgevoerd
worden met de volgende sequentie: A, B, D, E, F, G.
Fig. A
Bij aanvang van de reiniging moet de rechterzijde van de VLOERREINIGINGSMACHINE dicht bij de muur (of
een meubel) liggen.
Fig. B
Reinig eerst langs de muren heen en ga dan stilletjes aan naar het midden van het lokaal, steeds tegen de
richting van de wijzers van de klok in (m.a.w. draai steeds naar links toe). Bij elke "passage" moeten de borstel
3/5 overlappen met de voorgaande passage.
Fig. C
Bij smalle bochten (1) moet u op circa 1 meter vóór de bocht de kraan voor de detergensoplossing sluiten. Vlak
achter de bocht (2) moet de kraan terug worden geopend.
UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN
WERKMETHODE
33