2 KOELMODUS INSTELLING
2.11 T4C2
2.12 ZONE1 C-EMISSIE
2.13 ZONE2 C-EMISSIE
AANPASSEN
10.7.3 WARMTEMODUS INSTELLING
Ga naar
> VOOR ONDERHOUDSMONTEUR> 3.
WARMTEMODUS INSTELLING. Druk op
pagina's worden weergegeven:
3 WARMTEMODUS INSTELLING
3.1 WARMTEMODUS
3.2 t_T4_FRESH_H
3.3 T4HMAX
3.4 T4HMIN
3.5 dT1SH
AANPASSEN
3 WARMTEMODUS INSTELLING
3.6 dTSH
3.7 t_INTERVAL_H
3.8 T1SetH1
3.9 T1SetH2
3.10 T4H1
AANPASSEN
3 WARMTEMODUS INSTELLING
3.11 T4H2
3.12 ZONE1 H-EMISSIE
3.13 ZONE2 H-EMISSIE
3.14 t_DELAY_PUMP
AANPASSEN
10.7.4 AUTOMODUS INSTELLING
Ga naar
> VOOR ONDERHOUDSMONTEUR> 4.
AUTOMODUS INSTELLING. Druk op
pagina worden weergegeven.
4 AUTO MODUS INSTELLING
4.1 T4AUTOCMIN
4.2 T4AUTOHMAX
AANPASSEN
10.7.5 TEMP. TYPE INSTELLING
De TEMP. TYPE INSTELLING wordt gebruikt om te kiezen
of de waterloop- of kamertemperatuur wordt gebruikt om de
warmtepomp IN of UIT te schakelen.
Wanneer KAMERTEMP. wordt ingeschakeld, wordt de
waterlooptemperatuur berekend op basis van klimaat-
gerelateerde curves (zie "10.1 Klimaat-gerelateerde curves").
Instructies voor het instellen van de TEMP. TYPE
INSTELLING
Ga naar
> VOOR ONDERHOUDSMONTEUR> 5. TEMP.
TYPE INSTELLING. Druk op
wordt weergegeven:
132
NL
3/3
25°C
FCU
FLH
. De volgende
1/3
JA
2,0 UUR
16°C
-15°C
5°C
2/3
2°C
5MIN
35°C
28°C
-5°C
3/3
7°C
RAD.
FLH
2MIN
en de volgende
25°C
17°C
. De volgende pagina
Cod. 3QE47670 - Rev. 02 - 11/2023
OMNIA M 3.2
5. TEMP. TYPE INSTELLING
5.1 WATERSTROMING TEMP.
5.2 KAMER TEMP.
5.3 DUBBEL ZONE
AANPASSEN
22T÷30T
JA
NEE
NEE