•
Wanneer de verwarming van het apparaat actief is, zal het apparaat werken om de beoogde waterlooptemperatuur
te bereiken die in het bedieningspaneel is ingesteld. Wanneer weersafhankelijke werking actief is, wordt de
watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de buitentemperatuur.
•
Tijdens de verwarming van de ketel, zal de ketel werken om de beoogde waterlooptemperatuur te bereiken die in het
bedieningspaneel is ingesteld.
•
Stel de beoogde watertemperatuur op het bedieningspaneel nooit hoger in dan (60 °C).
Zorg ervoor dat u de VOOR ONDERHOUDSMONTEUR juist configureert in het bedieningspaneel. Zie "10.7
Veldinstellingen / ANDERE WARMTEBRON".
Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtewisselaar niet warmer is dan 60 °C. Stel de beoogde waterlooptemperatuur
in het bedieningspaneel nooit hoger in dan 60 °C.
Zorg ervoor dat de terugslagkleppen (niet meegeleverd) juist zijn geïnstalleerd in het systeem.
De leverancier is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van het niet naleven van deze regel.
8.5 Toepassing 5
•
Toepassing van dubbele instelpunten met een 2-kamerthermostaat die verbonden is met de buitenunit.
•
Ruimteverwarming met een 2-kamerthermostaat via vloerverwarmingscircuits en ventilatorconvectoren. De
vloerverwarmingscircuits en ventilatorconvectoren hebben verschillende waterbedrijfstemperaturen nodig.
•
De vloerverwarmingscircuits hebben een lagere watertemperatuur nodig in vergelijking met de ventilatorconvectoren. Om
deze 2 instelpunten tot stand te brengen moet een mengstation worden gebruikt om de watertemperatuur aan te passen
aan de vereisten van de vloerverwarmingscircuits. De ventilatorconvectoren zijn direct verbonden met het watercircuit van
het apparaat en de vloerverwarmingscircuits bevinden zich na het mengstation. Het mengstation wordt aangestuurd door
het apparaat (of stuurt zichtzelf aan -- apart geleverd).
•
De installateur is verantwoordelijk voor de werking en configuratie van het watercircuit ter plaatse.
•
We bieden alleen een regelfunctie voor een dubbel instelpunt. Met deze functie kunnen 2 instelpunten worden
gegenereerd. Afhankelijk van de vereiste watertemperatuur (vloerverwarmingscircuits en/of ventilatorconvectoren zijn
nodig). Zie 10.7 Veldinstellingen / KAMERTHERMOSTAAT voor meer informatie.
De bedrading van de kamerthermostaat 5 A (voor ventilatorconvectoren) en 5B (vloerverwarmingscircuits)
moet gebeuren volgens "Methode C" zoals beschreven in 9.7.6 Aansluiting van andere componenten / Voor
kamerthermostaat, en de thermostaat die is aangesloten op poort "C" (van de buitenunit) moet worden geplaatst waar
de vloerverwarmingscircuits zijn geïnstalleerd (Zone B), de andere die is aangesloten op poort "H" moet worden geplaatst
waar de ventilatorconvectoren zijn geïnstalleerd (Zone A).
1
1.3
1.5
1.6
1.7
2 3
1.2
1.1
100
NL
OPMERKING
OPMERKING
8.1
6
7
1.4
8
Cod. 3QE47670 - Rev. 02 - 11/2023
OMNIA M 3.2
LET OP
4
5A
T
5B
T
FCU1
9
10
23.1
24
23.2
8.2
23
FHL1
22T÷30T
A
11
FCU2
FCUn
B
11
FHL2
FHLn
17