Problemen opsporen en verhelpen
PROBLEEM
In de spuitfunctie komt één zijde
niet op de gewenste druk.
De druk is aan één zijde hoger
als u de druk instelt met de
functieknop.
De drukwaarden zijn niet in
balans tijdens het draaien maar
er wordt druk gegenereerd
die wordt vastgehouden op
beide slagen.
Er lekt vloeistof in de buurt van
de pakkingmoer van de pomp.
De druk wordt niet
vastgehouden wanneer het
pistool in de spuitstand
wordt gezet.
De druk is hoger aan de B-zijde
tijdens het opstarten van de
recirculatie, vooral in de functie
Snel recirculeren.
Het hars schuimt en stroomt
over het reservoir na het
bijvullen van hete apparatuur.
Eén meter toont de helft minder
slagen dan de andere als de
pompen draaien.
32
OORZAAK
De spuitklep is vuil of
beschadigd.
Verstopt vloeistofinlaatfilter.
De inlaatklep van de pomp is
verstopt of zit vast in de
geopende stand.
Het materiaal is te viskeus om
met een onverwarmd toestel
te verpompen.
Het inlaatventiel van de pomp is
gedeeltelijk verstopt
Lucht in de slang. Vloeistof is
samendrukbaar.
Slangen van ongelijk formaat of
ongelijke constructie.
Ongelijke viscositeit.
Restrictie aan één zijde.
Versleten halsdichtingen.
Lekkende spuitklep.
Lekkende zuigerklep of
inlaatklep in de verdringerpomp.
Pistool lekt bij uitschakeling.
Dit is normaal. Component B
heeft gewoonlijk een hogere
viscositeit dan component A
totdat de vloeistof is verwarmd
tijdens recirculatie.
Agitatie door het gieten.
Heet materiaal in
verwarmingsapparaten en
slangen schuimt als het niet
onder druk staat.
Drukverlies op de neerwaartse
slag.
Drukverlies op de opwaartse
slag.
OPLOSSING
Reinig of repareer, zie Kleppen voor
recirculeren/spuiten, pagina 36.
Reinig, zie Onderhoud, pagina 26.
Reinig de inlaatklep van de pomp.
Zie pagina 37.
Verwarm de vloeistof voordat u het aan de
reservoirs toevoegt.
Reinig de inlaatklep van de pomp.
Zie pagina 37.
Ontlucht de slang.
Gebruik identieke slangen of balanceer de
druk voor u gaat spuiten.
Verander de temperatuurinstelling om de
viscositeit in balans te krijgen.
Wijzig de begrenzer op het mengpunt om
de tegendruk te balanceren.
Reinig de mengmodule of de begrenzer bij
de mengverdeler.
Reinig de filters van het keerventiel van
het pistool.
Vervang. Zie de handleiding van uw pomp.
Repareer, zie Kleppen voor
recirculeren/spuiten, pagina 36.
Repareren. Zie de handleiding van
uw pomp.
Repareren. Zie de handleiding van
uw pistool.
Geen actie vereist.
Schakel de verwarmingsapparaten uit
voordat u gaat bijvullen. Laat de slangen
onder druk staan. Zie Bij een hoge
omgevingstemperatuur (hoger dan
75 °F/24 °C), pagina 23.
De inlaatklep lekt of sluit niet. Reinig of
vervang de klep; zie pagina 37.
De zuigerklep lekt of sluit niet. Reinig of
vervang de klepof de pakkingen;
zie Verdringerpomp, pagina 37.
311302ZAE