Bediening
Spuiten/doseren
OPMERKING: Alleen voor pneumatische pistolen:
Lucht wordt naar het spuitpistool geleid met de
veiligheidsvergrendeling van de pistoolzuiger of
de trekkervergrendeling vergrendeld en de
vloeistofverdeelkleppen A en B van het pistool
gesloten (waar aanwezig).
Als u de handbediende 2K-doseerklep gebruikt,
raadpleeg dan de handleiding van de doseerklep.
Fusion
1. Draai de functieknop naar Stoppen/Parkeren
2. Zet de spuitventielen op spuiten.
3. Draai de functieknop op Druk bijstellen.
Blijf naar rechts draaien totdat de vloeistof-
manometers de gewenste druk aangeven.
OPMERKING: Gebruik een lagere druk voor
voegvullingen.
24
4. Controleer de vloeistofmanometers om te zorgen
OPMERKING: Kijk 10 seconden op de meters om er
zeker van te zijn dat de druk aan beide zijden op peil
blijft en de pompen niet bewegen.
MD2
5. Open de vloeistofverdeelkleppen A en B van het
.
OPMERKING: Bij stootpistolen mogen de
vloeistofverdeelkleppen nooit geopend worden en
mag de pistooltrekker nooit ingetrokken worden
zolang de drukwaarden niet in evenwicht zijn.
6. Zet het systeem op de veiligheidsvergrendeling
7. Spuit als test op een stuk karton of plastic.
dat de drukbalans juist is. Als er sprake is van
onbalans, verlaag dan de druk van de component
met de hogere druk door het spuitventiel voor die
component licht in de richting van Recirculeren te
draaien, totdat de meters een uitgebalanceerde
druk tonen. Het alarm voor onbalans in de druk
(statuscode 1) is 10 seconden niet actief nadat u
de spuitdrukfunctie hebt geactiveerd om enige tijd
te geven om de druk uit te balanceren.
pistool (alleen bij stootmengpistolen).
van de zuiger of op de trekkervergrendeling.
Controleer of de vloeistof volledig uithardt in
de vereiste tijdspanne en of de kleur juist is.
Stel de druk en de temperatuur in om het
gewenste resultaat te krijgen. De apparatuur is
nu spuitklaar.
In dit voorbeeld is de druk
aan de B-zijde hoger, dus
gebruik het ventiel aan de
B-zijde om de druk in
evenwicht te brengen.
311302ZAE