NL
HSS (HIGH SPEED SYNC.)
Automatische flitsinschakeling met korte sluitertijden
De door de camera geregelde, volautomatische HSS-flitsmodus
staat bij de Leica M10 Monochrom met systeemcompatibele
flitsapparaten (zie pagina 86), met alle sluitertijden en bij alle
belichtingsmodi van de camera ter beschikking. Hij wordt
automatisch geactiveerd door de camera, als de geselecteerde of
berekende sluitertijd korter is dan de synchronisatietijd van 1⁄180
s.
Aanwijzing
De reikwijdte bij het HSS-flitsen is duidelijk korter dan bij het
TTL-flitsen.
88
FLITSREGELING
De instellingen en functies die in de volgende hoofdstukken zijn
beschreven, hebben alleen betrekking op deze camera en
systeemcompatibele flitsapparaten.
SYNCHTRONISATIE-TIJDSTIP
De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee lichtbronnen:
– het aanwezige licht
– Het flitslicht
De uitsluitend of hoofdzakelijk door het flitslicht belichte delen van
het onderwerp worden daarbij door de uitzonderlijk korte
lichtimpuls bij correcte scherpstelling bijna altijd scherp weergege-
ven. Daarentegen worden alle andere motiefdelen in hetzelfde
beeld met wisselende scherpte afgebeeld, die voldoende door het
aanwezige licht zijn belicht, respectievelijk zelf oplichten. Of deze
motiefdelen scherp of "vaag" worden weergegeven, respectievelijk
hoe groot de "vaagheid" is, wordt door twee van elkaar afhankelijke
factoren bepaald:
– de lengte van de sluitertijden
– de snelheid van de beweging van de motiefdelen of camera
tijdens de opname
Hoe langer de sluitertijd respectievelijk hoe sneller de beweging is,
hoe duidelijker beide elkaar overlappende beeldfragmenten
verschillen.
Het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking is aan het begin van
de belichting (
), onmiddellijk nadat het eerste sluitergor-
Start of Exp.
Start of Exp.
dijn het beeldvenster volledig heeft geopend. Dit kan tot schijnbare
tegenstrijdigheden leiden, zoals bij de opname van de motorfiets,
die door zijn eigen lichtsporen wordt ingehaald. Met deze camera
kunt u kiezen uit de synchronisatie aan het einde van de belichting
(
), onmiddellijk voordat het tweede sluitergordijn weer
End of Exp.
End of Exp.
begint het beeldvenster te sluiten. Het scherpe beeld geeft in dit
geval het einde van de beweging weer. Deze flitstechniek verleent
de foto een natuurlijkere indruk van beweging en dynamiek.
De functie is bij alle camera- en flitsapparaatinstellingen beschik-
baar.
Fabrieksinstelling:
Start of Exp.
Start of Exp.
▸
In het hoofdmenu,
kiezen
Flash Settings
Flash Settings
▸
kiezen
Flash Sync. Mode
Flash Sync. Mode
▸
Gewenste instelling kiezen
(
,
)
Start of Exp.
Start of Exp.
End of Exp.
End of Exp.
Aanwijzingen
• Gebruik geen synchroonkabel die langer is dan 3 m.
• Bij het flitsen met kortere sluitertijden is er, behalve bij snelle
bewegingen, nauwelijks verschil tussen de beide flitstijdstippen.
FLITSBEREIK
Het nuttige flitsbereik is afhankelijk van de handmatig ingestelde
ofwel door de camera geregelde diafragma- en gevoeligheidswaar-
den. Voor voldoende verlichting met flitslicht is het van belang dat
het onderwerp zich binnen het bereik van de flitser bevindt. Bij
vaste instelling van de kortst mogelijke sluitertijd in de flitsmodus
(de synchronisatietijd) leidt dit in vele situaties tot een onnodige
onderbelichting van alle delen van het onderwerp die niet goed
worden belicht door het flitslicht.
Met deze camera kunt u de bij de flitsmodus in combinatie met de
tijdautomaat gebruikte sluitertijd nauwkeurig aanpassen aan de
voorwaarden voor het betreffende object, respectievelijk aan uw
eigen wensen met betrekking tot beeldvorming.
Fabrieksinstelling:
1/f
1/f
▸
In het hoofdmenu,
kiezen
Flash Settings
Flash Settings
▸
kiezen
Max. Flash Sync. Time
Max. Flash Sync. Time
▸
Gewenste waarde kiezen
(
,
,
,
,
,
,
,
,
,
1/f
1/f
1/(2f)
1/(2f)
1/(4f)
1/(4f)
1/125 s
1/125 s
1/60 s
1/60 s
1/30 s
1/30 s
1/15 s
1/15 s
1/8 s
1/8 s
1/4 s
1/4 s
1/2 s
1/2 s
NL
)
89