NL
VASTE SLUITERTIJDEN
Deze functie kan bovendien worden gebruikt om langere sluitertij-
den dan 8 s vast in te stellen
▸
Sluitertijd-instelwiel op
instellen
B
▸
Focusknop circa 1 s indrukken
• Op de monitor verschijnt het submenu met de sluitertijden,
respectievelijk
. Beschikbare sluitertijden zijn wit gemarkeerd
B
B
(afhankelijk van de ISO-gevoeligheid verschillend), niet
beschikbare grijs.
▸
Gewenste instelling kiezen
▸
Ontspanner aantikken
• De instelling wordt overgenomen en het submenu verdwijnt.
• De instelling kan ook met iedere andere knop (buiten de
keuzeknop) worden overgenomen.
▸
De opname maken
76
Aanwijzingen
• De belichtingsmeter blijft in alle gevallen uitgeschakeld, na de
ontspanning telt de digitale cijferindicatie in de zoeker echter ter
oriëntatie de verlopen belichtingstijd in seconden mee.
• Bij lange belichtingstijden kan er zeer sterke beeldruis ontstaan.
Ter reductie van dit storende verschijnsel maakt de camera
automatisch na opnamen met langere sluitertijden en hoge
ISO-waarden een tweede 'zwartopname' (met gesloten sluiter).
De bij deze parallel-opname gemeten ruis wordt dan rekenkundig
van het eigenlijke opnamerecord 'afgetrokken'. Dienovereenkom-
stig verschijnt in zulke gevallen als aanwijzing de melding
samen met een overeenkomstige tijdvermelding.
Noise reduction
Noise reduction
Bij langdurige belichtingen moet rekening worden gehouden met
deze verdubbeling van de 'belichtings'-tijd. De camera mag
intussen niet worden uitgeschakeld.
BELICHTINGSREGELING
BELICHTINGSVOORVERTONING
Met deze functie is een inschatting van het effect van de betreffen-
de belichtingsregeling op de afbeelding vóór de opname mogelijk.
Dit kan op twee manieren plaatsvinden:
–
Release half pressed
Release half pressed
Bij aangetikt gehouden ontspanner toont de helderheid van het
monitorbeeld de effecten van de gekozen belichtingsinstellingen.
Dit wordt weergegeven door
. De resterende tijd komt overeen
met de weergave in de Live View van een optimale belichtingsin-
stelling.
–
Permanent
Permanent
De helderheid van het monitorbeeld stemt overeen met de
betreffende belichtingsregeling. Dit wordt weergegeven door
▸
In het hoofdmenu,
kiezen
Capture Assistants
Capture Assistants
▸
kiezen
Exposure Simulation
Exposure Simulation
▸
Gewenste instelling kiezen
Aanwijzing
• Afhankelijk van de hierboven beschreven instellingen kan bij
bepaalde lichtomstandigheden de helderheid van het monitor-
beeld afwijken van de helderheid van de werkelijke opnamen.
MEETWAARDEOPSLAG
Vaak worden belangrijke delen van het onderwerp om vormgevende
redenen uit het midden geplaatst en soms zijn ze lichter of
donkerder dan gemiddeld. De centrum-georiënteerde meting en de
spotmeting registreren in principe een gedeelte in het centrum van
het beeld en zijn op een gemiddelde grijswaarde geijkt. In dergelijke
gevallen is het mogelijk de meetwaardeopslag, eerst het hoofdon-
derwerp te meten en de betreffende instellingen vast te houden tot
u definitief het beeldfragment hebt bepaald.
▸
Richt uw camera op het belangrijke deel van het onderwerp (bij
spotmeting met meetveld), ofwel alternatief een ander,
gemiddeld helder detail.
▸
Ontspanner aantikken
• Meting en opslag vinden plaats.
.
• Zolang het drukpunt wordt vastgehouden, verschijnt als
bevestiging in de zoeker een kleine rode punt op de regel met
cijfers en de tijdweergave verandert ook bij gewijzigde
lichtomstandigheden niet meer.
• Met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanner de camera
daarna op het uiteindelijke beeldfragment zwenken.
▸
De opname maken
Aanwijzingen
• Een meetwaardeopslag is in combinatie met multiveldmeting niet
zinvol, omdat in dat geval de specifieke registratie van een enkel
deel van het onderwerp niet mogelijk is.
• Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de meetwaar-
deopslag, heeft geen aanpassing van de sluitertijd tot gevolg en
zou tot een foutieve belichting leiden.
NL
77