Periodieke keuringen
Tip
De slag in de automatische modus kan bij de klepstandsteller in de code 0 worden
afgelezen.
5. Elektrisch ingangssignaal op 0 mA instellen of ingangssignaal onderbreken.
Als resultaat, moet de klep naar het veilige eindproces bewegen (klemmen 11/12).
6. Controleer of de aandrij ving binnen de vereiste tij d volledig ontlucht wordt.
Tip
De volledige ontluchting van de aandrij ving kan betrouwbaar worden gecontroleerd
met een aangesloten manometer.
− Veilig ontluchten door het 0-V-signaal aan de klemmen 81/82 (Magneetventiel):
1. De klepstandsteller moet van een toelaatbare luchtdruk worden voorzien (max. 7 bar),
waardoor functionering van de klep met de maximale slag/draaihoek mogelij k
wordt.
2. Klepstandsteller van elektrisch uitgangssignaal ≥3,6 mA voorzien (klemmen 11/12).
3. Magneetventiel met een elektrische spanning >19 V DC voorzien (klemmen 81/82).
4. Het ingangssignaal via een lokale voedingsbron of via het besturingssysteem zodanig in-
stellen, dat het ventiel op ca. 50 % van zij n slag/draaihoek beweegt (klemmen 11/12).
Tip
De slag in de automatische modus kan bij de klepstandsteller in de code 0 worden
afgelezen.
5. Voedingsspanning op een niveau van 0 V DC instellen (klemmen 81/82).
6. Controleer of de aandrij ving binnen de vereiste tij d volledig ontlucht wordt.
Tip
De volledige ontluchting van de aandrij ving kan betrouwbaar worden gecontroleerd
met een aangesloten manometer.
14
SH 8384-3 NL