Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Mitutoyo LH-600E Handleiding
Verberg thumbnails Zie ook voor LH-600E:
Inhoudsopgave

Advertenties

BA1347-SF04
Nr. 99MBH032N
SERIE 518
LH-600E/EG
L i n e a r H e i g h t
Handleiding
(Software)
Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u het
instrument gaat gebruiken.
Bewaar hem daarna onder handbereik voor toekomstig gebruik.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Samenvatting van Inhoud voor Mitutoyo LH-600E

  • Pagina 1 BA1347-SF04 Nr. 99MBH032N SERIE 518 LH-600E/EG L i n e a r H e i g h t Handleiding (Software) Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u het instrument gaat gebruiken. Bewaar hem daarna onder handbereik voor toekomstig gebruik.
  • Pagina 2: Soorten Aanwijzingen In Deze Handleiding

    Een tip geeft ook referentie informatie met betrekking tot het besproken onderwerp. Mitutoyo aanvaard geen enkele aansprakelijkheid voor directe of indirecte schade of v erlies, veroorzaakt door gebruik van het instrument op een andere wijze dan beschreven in deze handleiding.
  • Pagina 3: Opmerking I.v.m. Export Naar Het Buitenland

    Opmerking i.v.m. export naar het Buitenland Dit product valt onder de Export Reglementen. U dient contact op te nemen met Mitutoyo vóór het exporteren naar het buitenland. Weggooien van oude elektrische & elektronische apparaten (van toepassing in alle landen van de...
  • Pagina 4: Inhoudsopgave

    INHOUD Soorten aanwijzingen in deze handleiding ......................... i Opmerking i.v.m. export naar het Buitenland ...................... ii Weggooien van oude elektrische & elektronische apparaten (van toepassing in alle landen van de Europese Unie en overige Europese landen waar afval gescheiden wordt) ..............ii INHOUD ..................................
  • Pagina 5 3.1.3 Instellen van het ABS nulpunt ....................3-3 3.2 Uitschakelen .............................. 3-4 3.3 Stroombesparende functies ........................3-4 3.3.1 Automatische standby functie ....................3-4 3.3.2 Handmatige standby functie ...................... 3-5 3.3.3 LCD verlichting automatisch uitschakelen functie ..............3-5 4 FUNCTIES VOOR TASTER EN NULPUNT INSTELLING ..............4-1 4.1 Functies voor vastleggen nulpunt ......................
  • Pagina 6 6.1 Berekeningen en andere meetfuncties ....................... 6-1 6.1.1 "Hoek" (Hoekberekening) ......................6-2 6.1.2 "Formule" (Berekening met een formule).................. 6-5 6.1.3 "Pauze" (Pauze met meldtekst inlassen in een meetprogramma) ..........6-7 6.1.4 "Center (centr.-taster)" (Middelpunt van een gat bepalen met een conische taster) ....6-8 6.1.5 "Digimatic invoer"...
  • Pagina 7 7.1.2 Waarschuwingsfunctie ......................7-6 7.2 Geforceerde registratie van een meetpositie ..................... 7-7 7.3 Pauze tijdens meetfuncties ........................7-8 7.4 Ongedaan maken met [CANCEL] ......................7-9 7.5 Informatie weergave..........................7-10 7.6 Printen ..............................7-11 7.6.1 Handmatig printen ........................7-11 7.6.2 Lijst printen ..........................7-12 7.7 Wachtwoord functie ..........................
  • Pagina 8 9.5 "Bestanden updaten" ..........................9-9 10 STATISTISCHE FUNCTIES ........................10-1 10.1 "Statist. evaluatie" (Statistische resultaten weergeven) ................10-3 10.2 "Histogram" (Histogram weergeven) ...................... 10-4 10.3 "Gegevens-selectie" ..........................10-5 10.3.1 "Selectiemethode" ........................10-5 10.3.2 "Nr." (Nummer) ........................10-5 10.3.3 "Begin datum" ......................... 10-5 10.3.4 "Eind datum"...
  • Pagina 9 11.3.4 "RS-232C uitvoer" ......................... 11-12 11.3.5 "RS-232C formaat" ....................... 11-13 11.3.5.1 "Alles" ..........................11-13 11.3.5.2 "Meetwaarden" ....................... 11-13 11.3.5.3 MUX-10 ......................... 11-14 11.4 "Apparaten" (Instellingen voor de hardware van de verwerkingseenheid) ........... 11-15 11.4.1 "LCD-helderheid" ........................11-15 11.4.2 "LCD verlicht. uit" ........................ 11-15 11.4.3 "Zoemer Volume"........................
  • Pagina 10 12.4 Probleemoplossing ..........................12-9 SERVICE NETWERK Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 11 Notities Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 12: Overzicht

    OVERZICHT Dit hoofdstuk beschrijft de gegevensverwerking van de Linear Height. 1.1 Mogelijkheden 1) Eenvoudige bediening De meetfuncties voor hoogtes, diameters en groottes, kunnen met een enkele druk op een toets gestart worden. De [Cijfer] toetsen, die ook geregeld gebruikt worden, zijn daar gebruiksvriendelijk naast gerangschikt. Op het scherm worden duidelijke functie symbolen en eenvoudig te begrijpen aanwijzingen weergegeven.
  • Pagina 13 5) Printen of via RS-232C versturen van meetresultaten De meetresultaten kunnen automatisch of handmatig afgedrukt worden op een printer. Bovendien kunnen de gegevens ook automatisch of handmatig naar een extern apparaat verstuurd worden via de RS-232C aansluiting. 6) Selectie van uitvoergegevens Bij het versturen van de gegevens naar printer of extern apparaat kunt selecteren welke gegevens er gebruikt moeten worden.
  • Pagina 14: Gebruik Van Het Toetsenbord

    1. OVERZICHT 1.2 Gebruik van het toetsenbord 1.2.1 Onderdelen van het toetsenbord [Meetfunctie] [Cijfer] toetsen [Standby] toets toetsen [CANCEL] toets [ENTER] toets [Cursor] toetsen [Letter] toetsen Fig. 1-1 • [Meetfunctie] toetsen Worden gebruikt voor basis metingen zoals hoogte, diameter en grootte. Tijdens het invoeren en bewerken van tekst dienen ze voor het invoeren van de linksboven op de toets afgebeelde symbolen.
  • Pagina 15: Toetsfuncties

    1.2.2 Toetsfuncties (1) [Meetfunctie] toetsen Toets Functies • Meet de hoogte van een naar boven gericht oppervlak. • Tijdens de invoer van tekst krijgt u een plusteken (“+”) als u op deze toets drukt. • Meet de hoogte van een naar onder gericht oppervlak. •...
  • Pagina 16 1. OVERZICHT (2) [Cijfer] toetsen Toets Functies • Instellen van de status van de tolerantiebeoordelingsfunctie. • Tijdens de invoer van een waarde krijgt u een nul (“0”) als u op deze toets drukt. • Informatie weergeven op het scherm. • Tijdens de invoer van een waarde krijgt u een punt (“.”) als u op deze toets drukt. •...
  • Pagina 17 (4) [Cursor] toetsen Toets Functie Omschakelen tussen onderkast (kleine letters) en kapitalen (hoofdletters). Wissen van het vorige teken (links van de cursor). Invoegen van een teken (op de plaats van de cursor). Wissen van een teken (op de plaats van de cursor/rechts van de cursor). De cursor een positie of veld omhoog verplaatsen.
  • Pagina 18: Veel Gebruikte Handelingen

    1. OVERZICHT 1.2.3 Veel gebruikte handelingen (1) Kiezen van symbolen in een menu Gebruik de onderstaande procedure om een symbool uit een menu te kiezen <Scherm voorbeeld> Fig. 1-2 [Toets bediening] • Gebruik de [Cursor] toetsen om het gewenste symbool te selecteren. •...
  • Pagina 19 (3) Kiezen uit een lijst Gebruik de onderstaande procedure om een keuze uit een lijst met (meet-) gegevens te maken. <Scherm voorbeeld> Fig. 1-4 [Toets bediening] • Gebruik de [Cursor] toetsen om de regel met het gewenste element te selecteren. •...
  • Pagina 20 1. OVERZICHT (5) Invoeren van tekst Gebruik de volgende procedure voor het invoeren van tekst. <Scherm voorbeeld> Fig. 1-6 [Toets bediening] • Druk op de [Letter] toetsen, [Cijfer] toetsen of [Meetfunctie] toetsen voor het invoeren van letters, cijfers of symbolen. •...
  • Pagina 21: Informatie Op Het Scherm

    1.3 Informatie op het scherm 1.3.1 Gebieden op het scherm De verschillende gebieden op het scherm worden hieronder beschreven. Datum en tijd gebied Titel gebied Hoofd gebied Status gebied Aanwijzingen gebied Fig. 1-7 • Titel gebied Hier kunt u zien welke modus er geselecteerd is. •...
  • Pagina 22: Symbolen In Het Status Gebied

    1. OVERZICHT 1.3.2 Symbolen in het status gebied Deze paragraaf legt uit wat de verschillende symbolen in het statusgebied betekenen. (1) Accu-indicator Dit symbool geeft aan hoeveel energie er nog in de accu zit. Als de accu leeg raakt moet u de netadapter aansluiten of de accu omwisselen voor een vol exemplaar, als u die heeft.
  • Pagina 23 (3) Type nulpunt Dit symbool geeft aan welk nulpunt er momenteel gebruikt wordt. De instelling van het nulpunt kan gewijzigd worden met de nulpunt functies. Symbool Betekenis Het ABS nulpunt is niet ingesteld. (U moet het instellen voordat u gaat meten!) Het ABS nulpunt is het huidige nulpunt.
  • Pagina 24 1. OVERZICHT (5) Tolerantie beoordelingsfunctie Dit symbool geeft aan of de functie voor tolerantiebeoordeling in- of uitgeschakeld is. De tolerantiebeoordeling kan met de [TOL] toets in- of uitgeschakeld worden. Symbool Betekenis De functie voor tolerantiebeoordeling is ingeschakeld. Zie voor details paragraaf 7.1 “Tolerantiebeoordelingsfunctie” De functie voor tolerantiebeoordeling is uitgeschakeld.
  • Pagina 25: Het Meetscherm

    1.3.3 Het meetscherm Het hoofd gebied van het scherm tijdens het meten noemen we gemakshalve ‘het meetscherm’ en het toont de hieronder aangegeven informatie. Tellerwaarde Resultaatnummer Functie informatie Resultaat Fig. 1-8 • Teller waarde Dit veld toont continu de huidige positie van de taster. •...
  • Pagina 26 1. OVERZICHT • Resultaat nummer Het automatische volgnummer dat bij het verkregen resultaat hoort, wordt in dit veld weergegeven. • Resultaatnummers worden automatisch toegekend in oplopende volgorde van #001 t/m #100. • Als alle resultaten gewist zijn, begint de toekenning van resultaatnummers weer bij #001. •...
  • Pagina 27: Indeling Van De Hoofdfuncties

    1.4 Indeling van de hoofdfuncties De Normale meting is de hoofdfunctie die wordt geactiveerd na het aanzetten van het apparaat. De andere hoofdfuncties kunnen vanuit deze toestand geactiveerd worden en het systeem keert altijd terug naar de normale meting na het beëindigen van één van de andere functies.
  • Pagina 28: Basis Informatie

    BASIS INFORMATIE In dit hoofdstuk wordt de benodigde basis informatie voor het gebruik van de Linear Height uiteengezet. 2.1 Meten Meten is het proces van het verkrijgen van gegevens zoals de coördinaten, afmetingen of hoeken van elementen van een werkstuk. De Linear Height meet de hoogte van een werkstuk ten opzichte van een referentievlak zoals het bovenvlak van een vlakplaat.
  • Pagina 29: Meten Van Posities En Scannende Metingen

    A) Meten v.e. naar boven gericht oppervlak B) Meten v.e. naar onder gericht oppervlak Taster Werkstuk Werkstuk Taster Fig. 2-2 2.1.2 Meten van posities en scannende metingen Er zijn twee manieren om de hoogte van een werkstuk te meten: A) Meten van een positie verwijst naar het meten van een hoogte waarbij de taster het oppervlak op één bepaald punt aanraakt.
  • Pagina 30: Semi-Zwevende Meting

    2. BASIS INFORMATIE Taster Werkstuk Fig. 2-4 2.1.3 Semi-zwevende meting Er zijn twee manieren om een scannende meting op een werkstuk uit te voeren: A) Bij een semi-zwevende meting meet u het werkstuk terwijl u het hoofdapparaat over de vlakplaat verplaatst. B) Bij een niet-zwevende meting verplaatst u het werkstuk over de vlakplaat.
  • Pagina 31: Automatische Positioneer Functie

    2.1.5 Automatische positioneer functie De automatische positioneer functie is een functie waarbij de taster automatisch naar een vooraf ingestelde positie beweegt tijdens de herhaalfunctie. Hierdoor hoeft bij een herhaalde meting alleen het werkstuk of het hoofdapparaat bewogen te worden over de vlakplaat, terwijl de beweging van de taster/slede steeds automatisch gebeurt.
  • Pagina 32: Nulpunten

    2. BASIS INFORMATIE 2.2 Nulpunten Normaal gesproken heeft een werkstuk een referentiepunt en worden afmetingen ten opzichte van dat referentiepunt op tekening gezet. Daarom wordt de afstand ten opzichte van het referentiepunt ook tijdens het meten als meetresultaat weergegeven. De Linear Height gebruikt dit referentiepunt als nulpunt bij het uitvoeren van metingen.
  • Pagina 33 B) INC nulpunt (Incrementeel nulpunt gedefinieerd door de gebruiker) Een INC nulpunt wordt gebruikt voor het bepalen van maten (afstanden) ten opzichte van een referentiepunt op het werkstuk, uitgedrukt als coördinaat waarde. Meetpositie Coördinaat: Z Werkstuk INC nulpunt Vlakplaat Fig. 2-7 Zie paragraaf 4.1 (Functies voor vastleggen nulpunt) voor meer informatie over het instellen van nulpunten.
  • Pagina 34: Tasters

    2. BASIS INFORMATIE 2.3 Tasters De taster is, meestal met behulp van een tasterhouder, bevestigd aan de slede en dient voor het registreren van meetposities. De meetpositie wordt bepaald aan de hand van de tellerwaarde, verkregen op het moment dat de taster in contact komt met het werkstuk. Het type taster dat gebruikt wordt voor het meten met de Linear Height varieert afhankelijk van de vorm van het werkstuk en de meetmethode.
  • Pagina 35 A) Meetpositie en tellerwaarde bij het meten B) Meetpositie en tellerwaarde bij het meten van een naar boven gericht oppervlak. van een naar onder gericht oppervlak. Taster Tellerwaarde Meetpositie Taster Meetpositie Tasterdiameter Tellerwaarde Coördinaat: Z Coördinaat: Z Nulpunt Nulpunt Fig. 2-8 Nr.
  • Pagina 36: Meetmodi

    2. BASIS INFORMATIE 2.4 Meetmodi De Linear Height heeft drie verschillende meetmodi: A) De Normale meting (“NORMAAL”) wordt gebruikt voor normale metingen. B) De Leerfunctie (“LEREN”) wordt gebruikt voor het opslaan van een meetprocedure in een meetprogramma. C) De Herhaalfunctie (“HERHALEN”) herhaald een eerder gemaakt meetprogramma.
  • Pagina 37: Meting En 2D Meting

    2.5 1D meting en 2D meting De Linear Height kent twee manieren om metingen uit te voeren met gebruikmaking van meet-assen: A) 1D meting meet de hoogte vanaf het nulpunt in één dimensie. B) 2D meting meet een positie vanuit twee richtingen en combineert het resultaat tot 2D meetgegevens.
  • Pagina 38 2. BASIS INFORMATIE b) 2D Meting (tweedimensionale meting) De 2D meting wordt gerealiseerd door het werkstuk 90 graden te draaien om zo vanuit twee richtingen (over de Z-as en de X-as) te meten. De meetgegevens worden daarna gecombineerd tot 2D elementen in het ZX vlak. De verkregen 2D elementen kunnen gebruikt worden voor het bepalen van gegevens zoals coördinaten- en 2D-afstanden, hoeken, steekcirkels, enzovoort.
  • Pagina 39: Bestanden

    2.6 Bestanden Met de Linear Height kunt u gegevens opslaan in bestanden die u kunt raadplegen wanneer u ze nodig heeft. In bestanden opgeslagen gegevens blijven ook bewaard als de spanning is uitgeschakeld. De Linear Height gebruikt twee soorten bestanden: A) Meetprogramma bestanden bevatten de meetprocedures die door de gebruiker gemaakt zijn.
  • Pagina 40: Voorbereidingen Voor Het Meten

    VOORBEREIDINGEN VOOR HET METEN 3.1 Opstarten Deze paragraaf beschrijft de procedure voor het inschakelen en opstarten van het systeem zodat het gereed is voor het uitvoeren van meetfuncties. Fig. 3-1 [Opstartprocedure] 1) Zet de aan/uit schakelaar achterop de verwerkingseenheid aan (I). Na een tijdje verschijnt het startscherm (Fig.
  • Pagina 41: Controleren Automatische Meting

    AANWIJZING • Sluit de netadapter aan als de ingebouwde accu niet opgeladen is. • Als de slede al in de hoogste positie staat bij het inschakelen van de Linear Height, moet u de slede eerst minimaal 50mm naar beneden bewegen en daarna weer naar het hoogste punt terug bewegen om de referentie voor compensatie te detecteren.
  • Pagina 42: Instellen Van Het Abs Nulpunt

    3. VOORBEREIDINGEN VOOR HET METEN 3.1.3 Instellen van het ABS nulpunt Het ABS nulpunt dient als referentiepunt voor alle metingen, maar de Linear Height heeft na het opstarten geen informatie over dit nulpunt. Dientengevolge moet het ABS nulpunt altijd ingesteld worden voordat u gaat meten. Het is ook noodzakelijk het ABS nulpunt opnieuw in te stellen na het wisselen van de taster omdat bij een tasterwissel de informatie met betrekking tot het nulpunt wordt gewist om fouten te voorkomen.
  • Pagina 43: Uitschakelen

    3.2 Uitschakelen Deze paragraaf beschrijft de procedure voor het beëindigen van het meetproces en het uitschakelen van de Linear Height. [Uitschakelprocedure] 1) Zorgt dat het systeem klaar staat voor het accepteren van meetfuncties in de meetmodus Normale meting (aanduiding [NORMAAL] linksboven in het scherm). 2) Schakel het apparaat uit met de aan/uit schakelaar achterop de verwerkingseenheid.
  • Pagina 44: Handmatige Standby Functie

    3. VOORBEREIDINGEN VOOR HET METEN 3.3.2 Handmatige standby functie [Functie] Deze functie maakt het mogelijk het systeem op ieder gewenst moment handmatig in de standby stand te zetten. Het LCD gaat uit en de LED van de [Standby] toets gaat branden. [Werking] 1) Standby zetten van het systeem Druk op de [Standby] toets om het systeem standby]te zetten.
  • Pagina 45 Notities Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 46: Functies Voor Taster En Nulpunt Instelling

    FUNCTIES VOOR TASTER EN NULPUNT INSTELLING In dit hoofdstuk worden de functies voor het instellen van nulpunten en tasters beschreven. 4.1 Functies voor vastleggen nulpunt Deze functies stellen het nulpunt (de oorsprong) van het coördinatensysteem in dat dient als referentiepunt voor metingen. De Linear Height heeft twee verschillende nulpunten, namelijk het ABS nulpunt (absoluut referentiepunt) en een INC nulpunt (incrementeel nulpunt, gedefinieerd door de gebruiker).
  • Pagina 47: Abs Referentiepunt" (Abs Nulpunt)

    4.1.1 "ABS referentiepunt" (ABS nulpunt) [Toets bediening (symbool selectie)] [Functie] Deze functie meet het oppervlak van de vlakplaat waar de Linear Height op geplaatst is en legt dit vast als ABS nulpunt. Zodra het ABS nulpunt ingesteld is, zijn de tellerwaarde en de meetwaarde afstanden ten opzichte van dit nulpunt, uitgedrukt als coördinaat waarden.
  • Pagina 48: Functies Voor Taster En Nulpunt Instelling

    4. FUNCTIES VOOR TASTER EN NULPUNT INSTELLING 4.1.2 "INC referentiepunt" (INC nulpunt) [Toets bediening (symbool selectie)] [Functie] Deze functie roept een eerder gemeten referentie-element van het werkstuk op en legt dit vast als INC nulpunt. Zodra het INC nulpunt ingesteld is, zijn de tellerwaarde en de meetwaarde afstanden ten opzichte van dit nulpunt, uitgedrukt als coördinaat waarden.
  • Pagina 49: Omschakelen Abs/Inc" (Omschakelen Tussen Abs En Inc)

    • Het INC nulpunt wordt vastgelegd door het specificeren van een gemeten element. Dientengevolge is het noodzakelijk dat de te gebruiken referentiepositie op het werkstuk eerst gemeten wordt voordat u het INC nulpunt kunt instellen. • Als er een waarde voor de “Offset waarde” (Verschuiving) wordt ingegeven zal de coördinaat van het geselecteerde element gelijkgesteld worden aan de ingegeven waarde voor de verschuiving.
  • Pagina 50: Abs Ref. Met Offset" (Verschoven Abs Nulpunt)

    4. FUNCTIES VOOR TASTER EN NULPUNT INSTELLING 4.1.4 "ABS ref. met offset" (Verschoven ABS nulpunt) [Toets bediening (symbool selectie)] [Functie] Na het meten van het referentieblok (eindmaat) voert u de hoogte van dat blok in als verschuiving voor het ABS nulpunt. Op deze wijze kunt u met gebruikmaking van een referentieblok het ABS nulpunt toch vastleggen als het niet mogelijk is om het oppervlak van de vlakplaat te meten.
  • Pagina 51 Het ABS nulpunt is nu vastgelegd. AANWIJZING Het INC nulpunt wordt gewist zodra het ABS nulpunt opnieuw wordt vastgelegd. Gebruik een referentieblok dat speciaal geschikt is voor conische tasters, zoals bijvoorbeeld Mitutoyo artikelnummer 12AAA787. Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 52: Functies Voor Het Instellen Van De Gebruikte Taster

    4. FUNCTIES VOOR TASTER EN NULPUNT INSTELLING 4.2 Functies voor het instellen van de gebruikte taster Deze functies worden gebruikt voor het instellen van het type en de diameter van de taster die u gebruikt. Naast de standaard kogeltaster zijn er nog diverse optionele speciale tasters voor allerlei soorten metingen beschikbaar.
  • Pagina 53: Taster Type

    4.2.1 "Taster type" [Toets bediening (symbool selectie)] [Functie] Deze functie stelt het te gebruiken type taster in. De weergegeven symbolen corresponderen met de verschillende types tasters zoals hieronder aangegeven. Kogeltaster of sferische taster. Schijftaster Taster voor dieptemeting Cilindrische taster Conische taster Signaaltaster Elektronische opnemer (of digitale meetklok) [Werking]...
  • Pagina 54: Tasterdiameter Meten

    4. FUNCTIES VOOR TASTER EN NULPUNT INSTELLING 4.2.2 "Tasterdiameter meten" [Toets bediening (symbool selectie)] [Functie] Deze functie meet de diameter van de taster met gebruikmaking van het standaard referentieblok voor tasterkalibratie en slaat de waarde op ten behoeve van de automatische tasterdiameter compensatie bij het meten van naar onder gerichte oppervlakken.
  • Pagina 55: Tasterdiameter Ingeven

    4.2.3 "Tasterdiameter ingeven" [Toets bediening (symbool selectie)] [Functie] Met deze functie voert u de diameter van de taster in met het toetsenbord. [Werking] 1) Activeer de functie op onderstaande wijze. De invoermelding ” Taster diameter” wordt weergegeven. 2) Voer de diameter van de taster in met de cijfertoetsen. De tasterdiameter is nu ingesteld.
  • Pagina 56: Opslaan Taster

    4. FUNCTIES VOOR TASTER EN NULPUNT INSTELLING 4.2.4 "Opslaan taster" [Toets bediening (symbool selectie)] [Functie] Met deze functie kunt u de huidige tastergegevens, bestaande uit type en diameter van de taster, opslaan voor later gebruik. De opgeslagen informatie kan later met ”Oproepen taster”...
  • Pagina 57: Oproepen Taster

    4.2.5 "Oproepen taster" [Toets bediening (symbool selectie)] [Functie] Met deze functie kunt u tastergegevens die met de ”Opslaan taster” opgeslagen zijn, weer oproepen zodat het tastertype en de tasterdiameter ingesteld worden. [Werking] 1) Activeer de functie op onderstaande wijze. De lijst met opgeslagen tastergegevens wordt weergegeven. 2) Selecteer het registratienummer van de op te roepen tastergegevens.
  • Pagina 58: Wissel Tasterpositie

    4. FUNCTIES VOOR TASTER EN NULPUNT INSTELLING 4.2.6 "Wissel tasterpositie" [Toets bediening (symbool selectie)] [Functie] Met deze functie wisselt u de montagepositie van de taster zonder dat het nulpunt wijzigt. Deze functie maakt het mogelijk om hoogtes groter dan 600 mm te meten (maximaal 972 mm met de standaard tasterhouder met 10mm kogeltaster).
  • Pagina 59 Notities 4-14 Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 60: Basis Meetfuncties

    BASIS MEETFUNCTIES In dit hoofdstuk worden de basis meetfuncties van de Linear Height besproken. De basis meetfuncties worden gebruikt voor het uitvoeren van basis metingen met de Linear Height, zoals: (1) “Hoogte (bovenvlak)” (Hoogte van naar boven gericht oppervlak) (2) “Hoogte (ondervlak)” (Hoogte van naar onder gericht oppervlak) (3) “Cirkel (gat)”...
  • Pagina 61 5.1 "Hoogte (bovenvlak)" (Hoogte van naar boven gericht oppervlak) [Toets bediening] [Functie] Deze functie meet het naar boven gerichte oppervlak van een werkstuk en bepaalt de verticale afstand tussen het huidige nulpunt en de meetpositie (coördinaat: Z). Naar boven gericht oppervlak Coördinaat: Z Nulpunt...
  • Pagina 62 5. BASIS MEETFUNCTIES 5.2 "Hoogte (ondervlak)" (Hoogte van naar onder gericht oppervlak) [Toets bediening] [Functie] Deze functie meet het naar onder gerichte oppervlak van een werkstuk en bepaalt de verticale afstand tussen het huidige nulpunt en de meetpositie (coördinaat: Z). Naar beneden gericht Coördinaat: Z...
  • Pagina 63: Cirkel (Gat)

    5.3 "Cirkel (gat)” [Toets bediening] [Functie] Deze functie voert een scannende meting uit op de onder- en bovenkant van een gat om de diameter (diameter: D) en de coördinaat van het middelpunt (coördinaat: Z) van het gat te bepalen. Bovenkant Diameter: D Onder- kant...
  • Pagina 64: Cirkel (As)

    5. BASIS MEETFUNCTIES 5.4 "Cirkel (as)" [Toets bediening] [Functie] Deze functie voert een scannende meting uit op de onder- en bovenkant van een as om de diameter (diameter: D) en de coördinaat van het middelpunt (coördinaat: Z) van de as te bepalen.
  • Pagina 65 4) Beweeg de taster naar positie (d) vlak boven startpositie (e) voor het meten van de bovenkant van de as, druk daarna op de [ENTER] toets. De taster zal naar beneden bewegen en contact maken met de startpositie (e). 5) Beweeg het werkstuk of het hoofdapparaat om een scannende meting op de bovenkant van de as uit te voeren (van e naar f).
  • Pagina 66 5. BASIS MEETFUNCTIES 5.5 “Binnenmaat” (Afmeting, inwendig) [Toets bediening] [Functie] Deze functie meet de onder- en bovenkant van een uitsparing en berekent de inwendige afmeting (afmeting: W) en de positie van het middelpunt (coördinaat: Z). Bovenkant Afmeting: Onderkant Coördinaat: Z Nulpunt Fig.
  • Pagina 67 5.6 "Buitenmaat" (Afmeting, uitwendig) [Toets bediening] [Functie] Deze functie meet de onder- en bovenkant van een uitsteeksel en berekent de uitwendige afmeting (Afmeting: W) en de positie van het middelpunt (coördinaat: Z). Bovenkant Afmeting: Onder- kant Coördinaat: Z Nulpunt Fig. 5-11 [Werking] Taster Taster...
  • Pagina 68: Maximum Hoogte Metingen

    5. BASIS MEETFUNCTIES 5.7 Maximum hoogte metingen Er zijn twee meetfuncties voor het bepalen van een maximum hoogte: (1) maximum hoogte van naar onder gericht oppervlak en (2) maximum hoogte van naar boven gericht oppervlak. 5.7.1 "Max. hoogte (onder)” (Maximum hoogte van naar onder gericht oppervlak) [Toets bediening(symbool selectie)] [Functie] Deze functie voert een scannende meting uit op een naar onder gericht oppervlak van...
  • Pagina 69: Max. Hoogte (Boven)" (Maximum Hoogte Van Naar Boven Gericht Oppervlak)

    5.7.2 "Max. hoogte (boven)" (Maximum hoogte van naar boven gericht oppervlak) [Toets bediening(symbool selectie)] [Functie] deze functie voert een scannende meting uit op een naar boven gericht oppervlak van een werkstuk om de maximum hoogte (coördinaat: Z) te bepalen. Naar boven gericht oppervlak Coördinaat: Z Nulpunt Fig.
  • Pagina 70: Minimum Hoogte Metingen

    5. BASIS MEETFUNCTIES 5.8 Minimum hoogte metingen Er zijn twee meetfuncties voor het bepalen van een maximum hoogte: (1) minimum hoogte van naar boven gericht oppervlak en (2) minimum hoogte van naar onder gericht oppervlak. 5.8.1 "Min. hoogte (boven)" (Minimum hoogte van naar boven gericht oppervlak) [Toets bediening(symbool selectie)] [Functie] Deze functie voert een scannende meting uit op een naar boven gericht oppervlak van...
  • Pagina 71: Min. Hoogte (Onder)" (Minimum Hoogte Van Naar Onder Gericht Oppervlak)

    3) Beweeg het werkstuk of het hoofdapparaat om een scannende meting op het naar boven gerichte oppervlak uit te voeren (van b naar c). De minimum waarde zal geregistreerd worden en vervolgens op het scherm weergegeven worden. 5.8.2 "Min. hoogte (onder)" (Minimum hoogte van naar onder gericht oppervlak) [Toets bediening(symbool selectie)] [Functie] Deze functie voert een scannende meting uit op een naar onder gericht oppervlak van...
  • Pagina 72: Max.-Min. Metingen

    5. BASIS MEETFUNCTIES 5.9 Max.-Min. metingen Er zijn twee meetfuncties voor Max.-Min. Metingen: (1) Max.-Min. van naar boven gericht oppervlak en (2) Max.-Min. van naar onder gericht oppervlak. 5.9.1 "Max. - Min. (boven)" (Max.-Min. van naar boven gericht oppervlak) [Toets bediening(symbool selectie)] [Functie] Deze functie voert een scannende meting uit op een naar boven gericht oppervlak van het werkstuk om de maximum hoogte (maximum waarde: ZL) en de minimum hoogte...
  • Pagina 73: Max. - Min. (Onder)" (Max.-Min. Van Naar Onder Gericht Oppervlak)

    4) Druk op de [ENTER] toets als u het gewenste deel van het werkstuk gescand heeft. De maximum waarde en minimum waarde zijn nu geregistreerd en de meetresultaten worden op het scherm weergegeven. AANWIJZING De meetwaarden zullen pas vastgelegd worden op het moment dat u door het drukken van de [ENTER] toets aangeeft dat de scannende meting beëindigd kan worden.
  • Pagina 74 5. BASIS MEETFUNCTIES 1) Beweeg de taster naar de positie (a) vlak onder de startpositie (b). 2) Activeer de functie op onderstaande wijze. De taster zal omhoog bewegen en contact maken met de startpositie (b). 3) Beweeg het werkstuk of het hoofdapparaat om een scannende meting op het naar onder gerichte oppervlak uit te voeren (van b naar c).
  • Pagina 75: Afstand Twee Elementen

    5.10 "Afstand twee elementen" [Toets bediening(symbool selectie)] [Functie] Met deze functie worden twee gemeten elementen opgeroepen om de afstand (afstand: W) en het middelpunt tussen die twee elementen (coördinaat: Z) te bepalen Resultaat 2 Afstand: Resultaat 1 Coördinaat: Z Nulpunt Fig.
  • Pagina 76: Geavanceerde Functies

    GEAVANCEERDE FUNCTIES Dit hoofdstuk beschrijft de geavanceerde functies en berekeningen, waaronder de 2D-functies en statistische analyse. 6.1 Berekeningen en andere meetfuncties Deze functies worden gebruikt voor het uitvoeren van berekeningen, geavanceerde metingen en analyses. De [CALC] toets wordt gebruikt voor berekeningen op basis van een combinatie van gemeten elementen en de [OTHER] toets dient voor de overige functies en metingen.
  • Pagina 77: Hoek" (Hoekberekening)

    6.1.1 "Hoek" (Hoekberekening) [Toets bediening (Symbool selectie)] ( ) [Functie] Met deze functie worden twee gemeten elementen opgeroepen en de horizontale afstand tussen de twee punten wordt via het toetsenbord ingevoerd. De functie berekent vervolgens de hoek (Hoek: A) van de lijn door de twee elementen. Een hulpmiddel in de vorm van bijvoorbeeld een eindmaat is noodzakelijk voor gebruik van deze functie.
  • Pagina 78 6. GEAVANCEERDE FUNCTIES Hoeken worden berekend door gebruik te maken van eerder gemeten elementen. Het is dus noodzakelijk eerst die twee elementen te meten op de navolgende wijze. <Meetprocedure voor hoekberekening> 1) Plaats het werkstuk tegen de twee referentiepunten op de voet van de Linear Height en meet de hoogte voor het bepalen van het eerste element (Resultaat 1).
  • Pagina 79 [Tijdens de herhaalfunctie] De gemeten elementen worden automatisch geladen en het resultaat wordt weergegeven. • Voordat u deze functie gebruikt moet u met de basis meetfuncties twee hoogtemetingen met een bekende horizontale tussenafstand uitvoeren op het werkstuk. • Voer een negatieve waarde in bij “Maat referentie” om de supplementaire hoek te verkrijgen ( β...
  • Pagina 80: Formule" (Berekening Met Een Formule)

    6. GEAVANCEERDE FUNCTIES 6.1.2 "Formule" (Berekening met een formule) [Toets bediening (Symbool selectie)] ( ) [Functie] Met deze functie wordt een formule met numerieke waarden en gemeten elementen ingevoerd om een resultaat te berekenen (Numeriek resultaat: N). • Specificeren gemeten elementen Resultaatnummers en letters worden gebruikt om te specificeren welke meetgegevens gebruikt moeten worden.
  • Pagina 81 AANWIJZING • Het resultaat van de berekening (Numeriek resultaat: N) heeft geen specifieke eenheid. • Berekeningen boven ±2000 kunnen niet uitgevoerd worden. De gemeten elementen die gebruikt worden in de formule moeten gemeten zijn voordat u ze kunt gebruiken in de berekening. Nr.
  • Pagina 82: Pauze" (Pauze Met Meldtekst Inlassen In Een Meetprogramma)

    6. GEAVANCEERDE FUNCTIES 6.1.3 "Pauze" (Pauze met meldtekst inlassen in een meetprogramma) [Toets bediening (Symbool selectie)] ( ) [Functie] Met deze functie kan een meldtekst ingevoerd worden die weergegeven wordt tijdens een pauze in het uitvoeren van een meetprogramma in de herhaalfunctie. Als een pauze wordt opgenomen tijdens het samenstellen van een meetprogramma, zal bij de uitvoering van het programma gepauzeerd worden en de ingevoerde meldtekst weergegeven worden.
  • Pagina 83: Center (Centr.-Taster)" (Middelpunt Van Een Gat Bepalen Met Een Conische Taster)

    6.1.4 "Center (centr.-taster)" (Middelpunt van een gat bepalen met een conische taster) [Toets bediening (Symbool selectie)] ( [Functie] Deze functie wordt gebruikt voor het meten van het middelpunt van een gat (coördinaat: Z). De functie wordt alleen gebruikt als u werkt met een conische taster (centreertaster).
  • Pagina 84: Digimatic Invoer" (Meetwaarde Inlezen Van Een Aangesloten Digimatic Instrument)

    6. GEAVANCEERDE FUNCTIES 6.1.5 "Digimatic invoer" (Meetwaarde inlezen van een aangesloten Digimatic instrument) [Toets bediening (Symbool selectie)] ( [Functie] Met deze functie kan een meetwaarde (afmeting: W) overgenomen worden van een Digimatic meetinstrument met gegevensuitgang dat op de SPC aansluiting achter op de verwerkingseenheid is aangesloten.
  • Pagina 85: Haaksheid" (Haaksheid Meten)

    6.1.6 "Haaksheid" (Haaksheid meten) [Toets bediening (Symbool selectie)] ( [Functie] Deze functie wordt gebruik om een zijvlak van het werkstuk te meten om zo de haaksheid (haaksheid: VT), hoek (hoek: A), en rechtheid (rechtheid: F) ten opzichte van de vlakplaat te bepalen op basis van de gemeten punten. Rechtheid: F Haaksheid: VT Meetbereik...
  • Pagina 86 Voordat u de meting start moet de tastpunt van het meetinstrument zodanig tegen het werkstuk gedrukt zijn dat tijdens de gehele meting het meetbereik de taster binnen het meetbereik van het meetinstrument blijft. De elektronische opnemer of Digimatic meetklok moet een Mitutoyo instrument met Digimatic uitgang voor gegevensverwerking zijn. 6-11...
  • Pagina 87: Afstand Vorig Punt

    6.1.7 "Afstand vorig punt" [Toets bediening (Symbool selectie)] ( [Functie] Dit commando wordt gebruikt om de functie voor kettingmaten (steekmaten) in of uit te schakelen. Als de functie “Afstand vorig punt” is ingeschakeld wordt steeds automatisch de (steek-) afstand (ZP) tussen de huidige positie en de laatst gemeten positie verkregen in de 1D meetfunctie.
  • Pagina 88: Selectie Uitvoer Gegevens

    6. GEAVANCEERDE FUNCTIES AANWIJZING • Als de huidige meet-as “2D” is kan de functie “Afstand vorig punt” niet ingeschakeld worden. Dit kan alleen als u de meet-as op “1D(Z)” heeft ingesteld. • Als de functie “Afstand vorig punt” is ingeschakeld wordt bij gegevensuitvoer, net als op het scherm, de steekafstand (ZP) in plaats van de coördinaat (Z) verstuurd.
  • Pagina 89 • Onafhankelijk van de instellingen bij “Selectie uitvoer gegevens” worden op het LCD scherm altijd alle resultaten getoond. Wel wordt er onderscheid gemaakt in de weergave: de voor uitvoer geselecteerde gegevens worden vet weergegeven en de niet voor uitvoer geselecteerde gegevens worden normaal weergegeven. •...
  • Pagina 90: Tweedimensionale Meet En Analyse Functies

    6. GEAVANCEERDE FUNCTIES 6.2 Tweedimensionale meet en analyse functies 2D metingen worden uitgevoerd door het werkstuk 90 graden te draaien en zo assen en gaten vanuit twee richtingen op te meten. A) Meten over de Z-as: 2D(Z) meting B) Meten over de X-as: 2D(X) meting 2D analyse maakt het mogelijk de Z-as en X-as metingen te combineren zodat 2D coördinaten van de gemeten elementen beschikbaar komen.
  • Pagina 91 Volg de onderstaande procedure voor het uitvoeren van een 2D meting en analyse. [Basis procedure] Stel de meet-as in op 2D(Z). Meet de elementen over de Z-as. Draai het werkstuk 90 graden. Stel de meet-as in op 2D(X). Meet de elementen over de X-as op dezelfde wijze als u hierboven over de Z-as gedaan heeft.
  • Pagina 92 6. GEAVANCEERDE FUNCTIES (6) “Hoek (3 elementen)” (Hoek tussen lijnen vanuit een element door 2 elementen) (7) “Steekcirkel” (Steekcirkel door drie of meer elementen berekenen) Zie hoofdstuk 5 (Basis meetfuncties) en paragraaf 6.1 (Berekeningen en andere meetfuncties) voor informatie over functies waar een sterretje bij staat. 6-17 Nr.
  • Pagina 93: Omschakeling Van Meet-As

    6.2.1 Omschakeling van meet-as De Linear Height schakelt tussen de verschillende meet-assen in de volgende volgorde: 1-D meten (Z)→2-D meten(Z)→2- D meten (X)→2-D analyse (ZX)→1-D meten(Z). 6.2.1.1 "2-D meten (Z)" (Meten over de Z-as) [Functie] Met deze functie wordt overgeschakeld naar de 2D(Z) meet-as en wordt de 2D meetfunctie gestart.
  • Pagina 94 6. GEAVANCEERDE FUNCTIES Voer een positief getal in voor “Rotatiehoek” als het werkstuk tegen de klok in (linksom) gedraaid wordt; voer een negatief getal in bij een kloksgewijze rotatie (rechtsom). Kijk naar het werkstuk vanaf de kant van het hoofdapparaat bij het bepalen v.d. draairichting. Kijkrichting voor bepaling draairichting en -hoek Werkstuk...
  • Pagina 95: 2-D Analyse (Zx)" (Analyse Van De Meetresultaten In Het Zx-Vlak)

    6.2.1.3 "2-D analyse (ZX)" (Analyse van de meetresultaten in het ZX-vlak) [Functie] Met deze functie wordt omgeschakeld naar de 2D(ZX) analyse waarbij de eerder gemeten Z- en X-elementen gecombineerd worden tot 2D gegevens. Meetresultaten kunnen verkregen worden door het 2D coördinatensysteem in te stellen en 2D analyses uit te voeren.
  • Pagina 96: Functies Voor Instelling Coördinatensysteem

    6. GEAVANCEERDE FUNCTIES 6.2.2 2D Functies voor instelling coördinatensysteem Deze functies stellen het 2D coördinatensysteem in met behulp van door 2D meting verkregen elementen. 6.2.2.1 "2-D referentiepunt" (2D nulpunt) [Toets bediening (Symbool selectie)] [Functie] Met deze functie wordt een gemeten element, bestaande uit 2D meetgegevens, opgeroepen en wordt het ZX nulpunt verschoven naar de coördinaten van dit element.
  • Pagina 97: X-As" (Draait De X-As Zodanig Dat Deze Door Het Aangegeven Element Loopt)

    6.2.2.2 "X-as" (Draait de X-as zodanig dat deze door het aangegeven element loopt) [Toets bediening (Symbool selectie)] [Functie] Met deze functie wordt een gemeten element, bestaande uit 2D meetgegevens, opgeroepen waarna het 2D coördinatensysteem zodanig gedraaid wordt dat de X-as door het (middelpunt van het) opgeroepen element loopt.
  • Pagina 98: Z-As" (Draait De Z-As Zodanig Dat Deze Door Het Aangegeven Element Loopt)

    6. GEAVANCEERDE FUNCTIES 6.2.2.3 "Z-as" (Draait de Z-as zodanig dat deze door het aangegeven element loopt) [Toets bediening (Symbool selectie)] [Functie] Met deze functie wordt een gemeten element, bestaande uit 2D meetgegevens, opgeroepen waarna het 2D coördinatensysteem zodanig gedraaid wordt dat de Z-as door het (middelpunt van het) opgeroepen element loopt.
  • Pagina 99: Roteer Coord.systeem

    6.2.2.4 "Roteer coord.systeem" [Toets bediening (Symbool selectie)] [Functie] Met deze functie wordt een “Rotatiehoek” ingegeven waarover het coördinatensysteem gedraaid wordt rondom het huidige ZX nulpunt. Z’ X’ Rotatiehoek: A Nulpunt Fig. 6-18 [Werking] 1) Activeer de functie op onderstaande wijze: De invoermelding “Rotatiehoek”...
  • Pagina 100 6. GEAVANCEERDE FUNCTIES NOTE • U kunt een positieve of negatieve waarde invoeren als “Rotatiehoek”. Gebruik een positieve waarde voor een rotatie tegen de klok in (linksom) en een negatieve waarde voor een kloksgewijze rotatie (rechtsom). 6-25 Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 101: Verschuif Coord.syst

    6.2.2.5 "Verschuif coord.syst." [Toets bediening (Symbool selectie)] [Functie] Met deze functie wordt het coördinatensysteem over de opgegeven Z- en X-afstand verschoven. X-verschuiving Z’ X’ Z-verschuiving Nulpunt Fig. 6-19 [Werking] 1) Activeer de functie op onderstaande wijze: The “Z-verschuiving” invoermelding verschijnt. 2) Voer in over welke afstand het systeem langs de Z-as verschoven moet worden.
  • Pagina 102: Opslaan Coord.systeem

    6. GEAVANCEERDE FUNCTIES 6.2.2.6 "Opslaan coord.systeem" [Toets bediening (Symbool selectie)] [Functie] Met deze functie worden de gegevens van het huidige coördinatensysteem opgeslagen in het geheugen. Het opgeslagen coördinatensysteem kan dan later met de functie “Oproepen coord.systeem” weer uit het geheugen gehaald en opnieuw gebruikt worden. Er kunnen maximaal tien verschillende coördinatensystemen opgeslagen worden.
  • Pagina 103: Oproepen Coord.systeem

    6.2.2.7 "Oproepen coord.systeem" [Toets bediening (Symbool selectie)] [Functie] Met deze functie kunt u een eerder met “Opslaan coord.systeem” opgeslagen coördinatensysteem weer oproepen en als huidig coördinatensysteem bestemmen. [Werking] 1) Activeer de functie op onderstaande wijze: Er wordt een lijst van coördinatensystemen weergegeven. Registratienummers die gemarkeerd zijn met een “O”, bevatten gegevens van opgeslagen coördinatensystemen die u weer kunt oproepen.
  • Pagina 104: Analyse Functies

    6. GEAVANCEERDE FUNCTIES 6.2.3 2D Analyse functies Deze functies gebruiken de met de 2D functies gemeten elementen om de 2D gegevens van de elementen te analyseren en de 2D meetgegevens te verkrijgen. 6.2.3.1 "Element oproepen" (Oproepen van een gemeten element) [Toets bediening (Symbool selectie)] (...
  • Pagina 105: Polaire Coordinaten" (Polaire Coördinaten Van Een Opgeroepen Element)

    • De diameter D kan niet bepaalt worden als het gemeten element geen cirkel maar een enkel een positie is. • De diameter D is het gemiddelde van de waarden van de 2D(Z) en de 2D(X) meting. 6.2.3.2 "Polaire coordinaten" (Polaire coördinaten van een opgeroepen element) [Toets bediening (Symbool selectie)] (...
  • Pagina 106: Coordinatenafstand" (Coördinatenafstand Tussen Twee Elementen)

    6. GEAVANCEERDE FUNCTIES 6.2.3.3 "Coordinatenafstand" (Coördinatenafstand tussen twee elementen) [Toets bediening (Symbool selectie)] ( [Functie] Met deze functie worden twee gemeten elementen, bestaande uit 2D meetgegevens, opgeroepen waarna het verschil tussen de X-coördinaten (coördinaatafstand: XD) en het verschil tussen de Z-coördinaten (coördinaatafstand: ZD) van de beide elementen wordt berekend en weergegeven.
  • Pagina 107: 2-D Afstand" (Afstand Tussen Twee Elementen En De Hoek Van De Verbindingslijn)

    6.2.3.4 "2-D afstand" (Afstand tussen twee elementen en de hoek van de verbindingslijn) [Toets bediening (Symbool selectie)] ( [Functie] Met deze functie worden twee gemeten elementen, bestaande uit 2D meetgegevens, opgeroepen waarna de afstand tussen de twee elementen (afstand: LC) en de hoek van de verbindingslijn ten opzichte van de X-as (hoek: A) wordt weergegeven.
  • Pagina 108: Hoek (2 Elementen)" (Hoek Tussen De Lijnen Vanuit Het Nulpunt Door Twee Elementen)

    6. GEAVANCEERDE FUNCTIES 6.2.3.5 "Hoek (2 elementen)" (Hoek tussen de lijnen vanuit het nulpunt door twee elementen) [Toets bediening (Symbool selectie)] ( [Functie] Met deze functie worden twee gemeten elementen, bestaande uit 2D meetgegevens, opgeroepen en wordt de hoek (Hoek: CA) tussen de twee lijnen, die vanuit het nulpunt door die twee elementen getrokken worden, weergegeven.
  • Pagina 109: Hoek (3 Elementen)" (Hoek Tussen De Lijnen Vanuit Een Element Door Twee Elementen)

    6.2.3.6 "Hoek (3 elementen)" (Hoek tussen de lijnen vanuit een element door twee elementen) [Toets bediening (Symbool selectie)] ( [Functie] Met deze functie worden drie gemeten elementen, bestaande uit 2D meetgegevens, opgeroepen waarna de hoek (Hoek: CA) tussen de lijnen door de elementen 1-2 en 2-3 weergegeven wordt.
  • Pagina 110: Steekcirkel" (Steekcirkel Door Drie Of Meer Elementen Berekenen)

    6. GEAVANCEERDE FUNCTIES 6.2.3.7 "Steekcirkel" (Steekcirkel door drie of meer elementen berekenen) [Toets bediening (Symbool selectie)] ( [Functie] Met deze functie worden drie of meer elementen, bestaande uit 2D meetgegevens, opgeroepen waarna het middelpunt (coördinaat: X, coördinaat: Z) en de diameter (D) van de steekcirkel berekend wordt volgens de kleinste kwadraten methode.
  • Pagina 111 AANWIJZING Het resultaat van deze functie kan opgeroepen worden als gemeten element. 6-36 Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 112: Ondersteunende Functies

    ONDERSTEUNENDE FUNCTIES Dit hoofdstuk behandelt de ondersteunende functies die dienen als aanvulling op de meet- en analysefuncties. De Linear Height heeft de volgende ondersteunende functies: • Functies die gebruikt worden in combinatie met meetfuncties • Functies voor het weergeven en printen van (meet-)resultaten •...
  • Pagina 113 De afwijkingsgrafiek en de tolerantie beoordeling goed / niet goed zal worden afgebeeld onder de gemeten waarde nadat een meetcommando is uitgevoerd. Beoordeling geslaagd/gefaald Afwijkingsgrafiek Nominaal N ominaal Tolerantie- Nominaal bereik Ondertol. + Boventol. Boventolerantie Ondertolerantie Beoordeling goed / niet goed Afwijkingsgrafiek Meetwaarde A) Zo zet u de tolerantiebeoordeling aan...
  • Pagina 114: Instellen Van De Tolerantie Gegevens

    7. ONDERSTEUNENDE FUNCTIES 7.1.1 Instellen van de tolerantie gegevens Toepassing en werking van de verschillen de types (1 t/m 3) van de tolerantie- beoordelingsfunctie worden hieronder beschreven. 7.1.1.1 Tolerantiebeoordelingsfunctie Type 1 Dit type kunt u bijvoorbeeld gebruiken als u aan allemaal verschillende werkstukken meet, of als u achtereenvolgens meerdere verschillende metingen per werkstuk uitvoert op een aantal dezelfde werkstukken.
  • Pagina 115: Tolerantiebeoordelingsfunctie Type 2

    7.1.1.2 Tolerantiebeoordelingsfunctie Type 2 Dit type kunt u bijvoorbeeld gebruiken als u aan allemaal dezelfde werkstukken meet, waarbij u steeds achtereenvolgens dezelfde meting aan ieder werkstuk doet alvorens de volgende meting op alle werkstukken uit te voeren. Bij dit type van de tolerantie- beoordelingsfunctie kunt u bij iedere meting opnieuw de tolerantie gegevens ingeven.
  • Pagina 116: Tolerantiebeoordelingsfunctie Type 3

    7. ONDERSTEUNENDE FUNCTIES 7.1.1.3 Tolerantiebeoordelingsfunctie Type 3 Dit type kunt u gebruiken als u grote aantallen identieke werkstukken wilt meten zonder dat u een meetprogramma maakt. U voert vooraf de (vaste) tolerantie gegevens in en deze worden vervolgens automatisch bij iedere meting gebruikt. [Toets bediening (Symbool selectie)] (...
  • Pagina 117: Waarschuwingsfunctie

    7.1.2 Waarschuwingsfunctie De waarschuwingsfunctie pauzeert het systeem voordat de resultaten worden weergegeven als een waarschuwingsgrens zoals aangegeven in Fig. 7-1 wordt overschreden. Deze functie kan bijvoorbeeld gebruikt worden om te controleren of er iets mis is met het werkstuk of dat er misschien verkeerd gemeten wordt (bijvoorbeeld op een verkeerde plaats).
  • Pagina 118: Geforceerde Registratie Van Een Meetpositie

    7. ONDERSTEUNENDE FUNCTIES 7.2 Geforceerde registratie van een meetpositie Met deze functie wordt op uw commando een meetpositie geregistreerd. Normaalgesproken worden bij het uitvoeren van een meetfuncties automatisch meetposities geregistreerd. De geforceerde (handbediende) registratie van een meetpositie wordt alleen gebruikt in situaties waar bijvoorbeeld de vorm van het werkstuk of de omgeving een automatische registratie onmogelijk maakt.
  • Pagina 119: Pauze Tijdens Meetfuncties

    7.3 Pauze tijdens meetfuncties Deze functie pauzeert het meetproces tijdens de uitvoering van een meetfunctie. Normaalgesproken wordt meetfunctie onafgebroken uitgevoerd totdat meetresultaten worden weergegeven. De pauze tijdens meetfuncties wordt gebruikt om problemen tijdens het meten te voorkomen of te verhelpen, bijvoorbeeld als per ongeluk op een verkeerde plaats gemeten wordt of als de bediener de meting wil onderbreken.
  • Pagina 120: Ongedaan Maken Met [Cancel]

    7. ONDERSTEUNENDE FUNCTIES 7.4 Ongedaan maken met [CANCEL] Deze functie wist het voorgaande meetresultaat of de voorgaande functie. Er zijn twee manier om voorgaande resultaten of functies te annuleren: A) “Laatste meting” B) “Alle metingen” [Toets bediening] [Werking] 1) Druk op de [CANCEL] toets terwijl het systeem op een nieuw commando staat te wachten.
  • Pagina 121: Informatie Weergave

    7.5 Informatie weergave Deze functie geeft informatie weer op het scherm, zoals lijsten van uitgevoerde meetfuncties en meetresultaten. Hij kan gebruikt worden als [INFO] wordt weergegeven in de tekst in het aanwijzingen gebied op het scherm. De volgende twee opties worden weergegeven tijdens de normale meting en de herhaalfunctie: A) “Meetcondities weergeven”...
  • Pagina 122: Printen

    7. ONDERSTEUNENDE FUNCTIES C) Als "Lijst van bedienings-stappen" gekozen wordt Er wordt een lijst van in het geheugen opgeslagen stappen getoond. Als [PRINT] wordt weergegeven in de tekst in het aanwijzingen gebied op het scherm kunnen de getoonde gegevens afgedrukt worden. Zie paragraaf 7.6 (Printen) voor meer informatie over het afdrukken van gegevens.
  • Pagina 123: Lijst Printen

    AANWIJZING • Let er op dat als er geen gegevens voor uitvoer geselecteerd zijn, er niets geprint zal worden! (zie paragraaf 6.1.8 “Selectie uitvoer gegevens”). 7.6.2 Lijst printen Als de lijst met meetresultaten, die kan worden opgeroepen met de functie “Meetresultaten weergeven”...
  • Pagina 124: Wachtwoord Functie

    7. ONDERSTEUNENDE FUNCTIES 7.7 Wachtwoord functie De wachtwoord functie wordt gebruikt om te voorkomen dat belangrijke gegevens gewist of gewijzigd kunnen worden door onbevoegden. De Linear Height slaat alle door gebruikers verzamelde meetresultaten en gemaakte meetprogramma’s op in bestanden. Zodra er een wachtwoord is vastgelegd zal eerst het wachtwoord ingevoerd moeten worden voordat de bestanden bewerkt kunnen worden.
  • Pagina 125 Notities 7-14 Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 126: Meetprogramma Functies

    MEETPROGRAMMA FUNCTIES Dit hoofdstuk beschrijft hoe u meetprogramma’s kunt maken, uitvoeren en bewerken. 8.1 Leerfunctie De Leerfunctie wordt gebruikt om alle stappen die u uitvoert (meetfuncties e.d.) te onthouden en op te slaan in een meetprogramma. Zo leert u de Linear Height als het ware hoe een bepaald werkstuk gemeten moet worden.
  • Pagina 127: Maken Van Een Meetprogramma

    [Werking] 1) Druk op de [TEACH] toets. De invoermelding “Bestandsnaam” verschijnt. 2) Voer de naam in waaronder het meetprogramma moet worden opgeslagen. De invoermelding “Opmerkingen” verschijnt. 3) Voer een commentaar in (bijv. omschrijving of typenummer van het werkstuk). Het systeem wacht nu op de activering van de gewenste meetfuncties. AANWIJZING •...
  • Pagina 128: Verlaten Van De Leerfunctie

    8. MEETPROGRAMMA FUNCTIES 8.1.3 Verlaten van de leerfunctie Verlaat de Leerfunctie en sla het meetprogramma op. [Toets bediening] [Procedure] Leerfunctie (“LEREN”) Het meetprogramma wordt opgeslagen Normale meting (“NORMAAL”) Fig. 8-2 [Werking] 1) Druk op de [TEACH] toets. Er wordt een dialoogvenster voor het verlaten van de Leerfunctie weergegeven. 2) Verlaat de leerfunctie (Exit).
  • Pagina 129: Herhalen Van Een Meetprogramma

    8.2 Herhalen van een meetprogramma De Herhaalfunctie wordt gebruikt om een met de Leerfunctie gemaakt meetprogramma op te roepen en uit te voeren. De verkregen resultaten worden opgeslagen in een meetresultaat bestand. Meetresultaat bestanden kunnen met gebruikmaking van statistische functies geanalyseerd worden. 8.2.1 Starten van de herhaalfunctie [Toets bediening] [Procedure]...
  • Pagina 130: Als "Uitvoeren Stap" (Stap Voor Stap) Is Ingeschakeld

    8. MEETPROGRAMMA FUNCTIES AANWIJZING • Alle resultaten die tijdens de Normale meting verzameld zijn worden gewist zodra u omschakelt naar de Herhaalfunctie. • Het ABS nulpunt wordt het actieve nulpunt zodra u de Herhaalfunctie start. * Als de functie voor automatische positionering is uitgeschakeld, zal het programma altijd stap voor stap uitgevoerd worden en kunt u dus niet kiezen voor doorlopende meting.
  • Pagina 131 • Het maximum aantal meetprogramma’s dat u kunt opslaan is als volgt. (Een resultaat bestand wordt automatisch aangemaakt zodra u een meetprogramma uitvoert) Meetprogramma : Maximaal 50 bestanden Resultaten: : In totaal maximaal 60,000 meetresultaten (Max. 30,000 meetresultaten per meetprogramma) Let er op dat als het geheugen al geheel vol is met de gegevens van meetprogramma’s (A) plus meetresultaten (B) er geen nieuw meetprogramma meer aangemaakt kan worden, ook al is het maximum aantal van 50 meetprogramma’s nog niet bereikt.
  • Pagina 132: Bewerken Van Een Meetprogramma

    8. MEETPROGRAMMA FUNCTIES 8.3 Bewerken van een meetprogramma De in de leerfunctie gemaakte meetprogramma’s kunnen achteraf bewerkt worden. U kunt door de programmastappen lopen en deze wijzigen, wissen of nieuwe tussenvoegen. [Toets bediening] [Werking] Normale meting (“NORMAAL”) Meetprogramma bewerken Kies een meetprogramma Kies een bewerking Menu keuze “Wijzigen”...
  • Pagina 133: Wijzigen Van Een Programmastap

    8.3.1 Wijzigen van een programmastap [Functie] Met deze functie kan een programmastap in een meetprogramma gewijzigd worden. De huidige instelling wordt getoond als initiële waarde; druk op de [ENTER] toets als de stap niet gewijzigd hoeft te worden. [Werking] 1) Kies “Wijzigen” uit de lijst bewerkingsmogelijkheden. De lijst met programmastappen wordt getoond.
  • Pagina 134: Wissen Van Een Programmastap

    8. MEETPROGRAMMA FUNCTIES 8.3.3 Wissen van een programmastap [Functie] Deze functie wist een programmastap uit een meetprogramma. [Werking] 1) kies “Wissen” uit de lijst bewerkingsmogelijkheden. De lijst met programmastappen wordt getoond. 2) Selecteer een programmastap. Een invoervenster voor de bevestiging van het wissen verschijnt. 3) Bevestig dat u de stap wilt wissen.
  • Pagina 135 NOTITIES 8-10 Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 136: Bestandsbeheer Functies

    BESTANDSBEHEER FUNCTIES In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de bestanden met meetprogramma’s en meetresultaten kunt beheren. De bestandsbeheer functies worden gebruikt voor handelingen zoals het wissen en veranderen van bestanden met meetprogramma’s en meetresultaten. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het naar een extern apparaat sturen van gegevens en het maken of terugzetten van een backup van de bestanden.
  • Pagina 137 AANWIJZING • U heeft een normale PC als extern apparaat en commercieel verkrijgbare communicatie- software nodig om een backup te maken of terug te zetten via de RS-232C interface. • Uw communicatie-software moet in staat zijn om tekstbestanden te verzenden en te ontvangen.
  • Pagina 138: Meetprogramma

    9. BESTANDSBEHEER FUNCTIES 9.1 "Meetprogramma” De volgende bestandsbeheer functies kunnen toegepast worden op meetprogramma bestanden: ”Wissen”, “Naam wijzigen”, “Kopie maken”. 9.1.1 Wissen van een meetprogramma Met deze functies kunnen overbodige meetprogramma’s uit het interne geheugen gewist worden. Let op: Als u een meetprogramma wist, worden tegelijkertijd ook de daarbij behorende meetresultaat bestanden gewist! [Werking] 1) Kies “Meetprogramma”...
  • Pagina 139: Kopiëren Van Een Meetprogramma

    9.1.3 Kopiëren van een meetprogramma Met deze functie wordt een kopie van een meetprogramma gemaakt. Om meerdere meetprogramma’s te maken die veel overeenkomsten hebben, gebruikt u deze functie om een kopie van een meetprogramma te maken, daarna kunt u dit ‘nieuwe’ meetprogramma aanpassen met de bewerkingsfuncties (zie paragraaf 8.3).
  • Pagina 140: Wis Meetgegevens

    9. BESTANDSBEHEER FUNCTIES 9.2 "Wis meetgegevens” Deze functie wordt gebruikt om overbodige meetresultaat bestanden te wissen. [Werking] 1) Kies “Wis meetgegevens” uit het bestandsbeheer menu. Er wordt een lijst van meetresultaat bestanden getoond. 2) Selecteer het meetresultaat bestand dat u wilt wissen. Er verschijnt een invoervenster voor de bevestiging van het wissen.
  • Pagina 141: Gegevensuitgang" (Uitvoer Meetgegevens)

    9.3 "Gegevensuitgang” (Uitvoer meetgegevens) Met deze functie worden meetresultaten uitgevoerd naar een extern apparaat in een specifiek formaat. Het te gebruiken externe apparaat en het uitvoerformaat worden gespecificeerd in de systeeminstellingen. [Werking] • Bij uitvoer naar RS-232C 1) Kies “Gegevensuitgang” uit het bestandsbeheer menu. Er wordt een lijst met meetresultaat bestanden weergegeven.
  • Pagina 142: Backup Maken / Terugzetten

    9. BESTANDSBEHEER FUNCTIES 9.4 Backup maken / terugzetten De backup functie wordt gebruikt om een veiligheidskopie te maken van belangrijke gegevens in het interne geheugen, zodat ze niet verloren gaan bij mogelijke ongelukken of storingen. De gemaakte backup kan eenvoudig teruggezet worden naar het interne geheugen.
  • Pagina 143: Ophalen Backup

    9.4.2 "Ophalen backup" Met deze functies zet u een backup bestand vanaf een extern apparaat weer terug in het interne geheugen. [Werking] 1) Kies “Ophalen backup” uit het bestandsbeer menu. Er verschijnt een lijst van externe apparaten. 2) Kies het apparaat waar de backup van opgehaald moet worden. Indien “Device”...
  • Pagina 144: Bestanden Updaten

    9. BESTANDSBEHEER FUNCTIES 9.5 "Bestanden updaten" Als u bestanden wilt gebruiken die met een vorige versie van de ingebouwde software zijn opgeslagen moeten deze eerst met de functie “Bestanden updaten” geschikt gemaakt worden voor de nieuwe versie. Deze functie is van toepassing op alle bestanden die gemaakt zijn met eerdere versies.
  • Pagina 145 NOTITIES 9-10 Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 146: Statistische Functies

    STATISTISCHE FUNCTIES De statistische functies tonen statistische resultaten en histogrammen gebaseerd op de meetresultaten die verzameld zijn in de Herhaalfunctie. [Procedure] Normale meting (“NORMAAL”) “STATIST IEK” Kies een meetresultaat bestand Kies de statistische functie Menu keuze “Statist. evaluatie” “Histogram” “Gegev ens-selectie” “Histogram instell.”...
  • Pagina 147 [Werking] 1) Druk op de [STAT] toets. Er wordt een lijst van meetresultaat bestanden weergegeven. 2) Kies het gewenste meetresultaat bestand. Er wordt een lijst van programmastappen weergegeven. 3) Kies de gewenste programmastap. Het menu “STATISTIEK” wordt weergegeven. (Als de gekozen programmastap meer dan één meetresultaat bevat moet u tevens de gewenste parameter kiezen.) 4) Kies de gewenste functie uit het menu.
  • Pagina 148 10. STATISTISCHE FUNCTIES 10.1 "Statist. evaluatie" (Statistische resultaten weergeven) Met deze functie worden de statistische resultaten weergegeven. [Werking] 1) Kies in het statistiek menu “Statist. evaluatie”. De statistische berekeningen worden gestart. Als de berekening geslaagd is, worden de statistische resultaten weergegeven. 2) Gebruik de cursortoetsen ( De weergeven informatie verandert.
  • Pagina 149 10.2 "Histogram" (Histogram weergeven) Deze functie wordt gebruik om een histogram weer te geven. [Operation] 1) Kies in het statistiek menu “Histogram”. De berekening van het histogram wordt gestart. Als de berekening geslaagd is, wordt het histogram weergegeven. 2) Gebruik de cursortoetsen ( De weergeven informatie verandert.
  • Pagina 150: Gegevens-Selectie

    10. STATISTISCHE FUNCTIES 10.3 "Gegevens-selectie" Met deze functie kan aangegeven worden welke meetgegevens gebruikt moeten worden voor de berekening van de statistische resultaten en het histogram. “Gegevens-selectie” kent de volgende parameters: (1) “Selectiemethode” (2) “Nr.” (3) “Begin datum” (4) “Eind Datum” T IP Deze instelling blijft in het geheugen opgeslagen, zelfs als het apparaat wordt uitgeschakeld.
  • Pagina 151: Indeling Auto/Hand

    10.4 "Histogram instell." (Histogram instellingen) Met deze functie worden de parameters voor het maken van histogrammen ingesteld. “Histogram Cond.” (Histogram instellingen) kent de volgende parameters: (1) “Indeling auto/hand” (2) “Bovenlimiet” (3) “Onderlimiet” (4) “Aantal klassen” T IP Deze instellingen blijven in het geheugen opgeslagen, zelfs als het apparaat wordt uitgeschakeld.
  • Pagina 152: Onderlimiet

    10. STATISTISCHE FUNCTIES 10.4.3 "Onderlimiet" [Functie] Hiermee wordt ingesteld hoe de onderlimiet van het histogram wordt bepaald. • “Min.” Met deze instelling wordt de kleinste gevonden meetwaarde als onderlimiet gebruikt. • “Xgem-3S(n-1)” Met deze instelling wordt Xgem-3S(n-1) als onderlimiet gebruikt. •...
  • Pagina 153 Notities 10-8 Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 154: Systeeminstellingen

    SYSTEEMINSTELLINGEN Met deze functies wordt de configuratie van de Linear Height ingesteld. Gebruik instellingen die geschikt zijn voor de werkstukvorm en de meetomgeving die u gaat gebruiken. [Toets bediening] [Procedure] Normale meting (Normaal“) “INSTELLINGEN ” Menu Keuze “Meetcondities” “Automatisch meten” “Instellingen”...
  • Pagina 155: Meetcondities

    T IP De functie “Instellingen” kan ook tijdens de Leerfunctie gestart worden. 11.1 "Meetcondities” Hiermee stelt u de meetcondities en compensatiecondities in. “Meetcondities” bevat de volgende parameters: (1) “Half-zwevend” (2) “Meetsnelheid” (3) “Schaalfactor” (4) “Temp. compensatie” (5) “Omgevings temp.” (6) “Werkstuk temp.” (7) “Uitzettingscoeff.”...
  • Pagina 156: Meetsnelheid

    11. SYSTEEMINSTELLINGEN 11.1.2 "Meetsnelheid” [Functie] Hiermee stelt u de snelheid in waarmee de taster contact maakt met het werkstuk wanneer een meetfunctie wordt uitgevoerd. De snelheid wordt ingesteld in millimeters per seconde. Meet- snelheid Meetpositie Fig. 11-2 NOT E Als de meetsnelheid op een (te) hoge waarde wordt ingesteld kan de taster een stuiterende beweging maken bij het in contact komen met het werkstuk.
  • Pagina 157: Temp. Compensatie

    11.1.4 "Temp. Compensatie" [Functie] Als er gemeten wordt bij een ander omgevingstemperatuur dan 20°C, zal er een verschil tussen de thermische expansie waarden van Linear Height en werkstuk ontstaan als gevolg van hun temperatuur hun (verschillende) thermische uitzettingscoëfficiënten. Dit resulteert in een afwijking in de meetwaarde. De temperatuurcompensatie functie compenseert deze afwijking op basis van door u in te geven parameters.
  • Pagina 158: Omgevings Temp

    11. SYSTEEMINSTELLINGEN 11.1.5 "Omgevings temp." [Functie] Hiermee wordt de temperatuur van de omgeving waarin de Linear Height gebruikt wordt ingegeven in graden Celsius. T IP • De nauwkeurigheid van de temperatuurcompensatie kan verhoogd worden door voor het meten een temperatuursensor op het hoofdapparaat van de Linear Height te bevestigen. Let er op dat de omgevingstemperatuur ook beïnvloed kan worden door de lichaamswarmte van de gebruiker.
  • Pagina 159: Materiaal Werkstuk

    11.1.8 "Materiaal werkstuk" [Functie] Er wordt een lijst met veel gebruikte materialen en hun thermische uitzettings- coëfficiënten weergegeven op het scherm. Door een materiaal uit de lijst te kiezen wordt de bijbehorende uitzettingscoëfficiënt ingesteld als thermische uitzettingscoëfficiënt van het werkstuk. De eenheid van de thermische uitzettingscoëfficiënt is [10 /K].
  • Pagina 160: Automatisch Meten

    11. SYSTEEMINSTELLINGEN 11.2 "Automatisch meten" Hiermee stelt u de parameters in voor de automatische registratie van de meetpositie. “Automatisch meten” bevat de volgende parameters: (1) “Invoergevoeligheid” (2) “Stabilisatietijd” (3) “Startgev. scannen” (Gevoeligheid voor starten scannende meting) (4) “Stopgev. scannen” (Gevoeligheid voor stoppen scannende meting) (5) “Auto.
  • Pagina 161: Startgev. Scannen" (Gevoeligheid Voor Starten Scannende Meting)

    AANWIJZING Als er een te grote waarde ingevoerd wordt kan er soms geen meetpositie geregistreerd worden of duurt dit erg lang. Dit wordt veroorzaakt door trillingen. Gebruik een waarde voor de invoergevoeligheid die past bij de gewenste nauwkeurigheid en de meetomgeving. 11.2.3 "Startgev.
  • Pagina 162: Auto. Positioneren" (Automatische Positionering)

    11. SYSTEEMINSTELLINGEN 11.2.5 "Auto. positioneren" (Automatische positionering) [Functie] Deze parameter is een ‘aan/uit schakelaar’ voor de functie die de taster automatisch naar een doelpositie beweegt tijdens de herhaalfunctie. Beweging met verplaatsings- snelheid Doelpositie Beweging met Afstand voor automa- meetsnelheid tische verplaatsing Meetpositie Fig.
  • Pagina 163: Wacht Tijd " (Wachttijd Na Bereiken Doelpositie)

    11.2.8 "Wacht tijd " (Wachttijd na bereiken doelpositie) [Functie] Met deze parameter stelt u de tijd in die het systeem tijdens de automatische positioneringsfunctie wacht na het bereiken van de doelpositie, voordat met de uitvoering van de meting wordt begonnen. De waarde wordt ingesteld in seconden. Gebruik deze parameter om de tijd in te stellen die de gebruiker heeft om het hoofdapparaat of het werkstuk te verplaatsen als voorbereiding op de komende meting.
  • Pagina 164: Instellingen" (Instellingen Voor Meetresultaten)

    11. SYSTEEMINSTELLINGEN 11.3 "Instellingen" (Instellingen voor meetresultaten) Hiermee worden aanvullende parameters voor meetresultaten ingesteld. “Instellingen” bevat de volgende parameters: (1) “Autom. labelnaam” (Automatisch label voor meetresultaten) (2) “Waarschuwing” (Waarschuwing bij tolerantiebeoordeling) (3) “Autom. printen” (Automatisch printen van ieder resultaat) (4) “RS-232C uitvoer” (5) “RS-232C formaat”...
  • Pagina 165: Autom. Printen" (Automatisch Printen Van Ieder Resultaat)

    11.3.3 "Autom. printen" (Automatisch printen van ieder resultaat) [Functie] Dit is een ‘aan/uit schakelaar’ voor de functie die automatisch alle resultaten van uitgevoerde functies afdrukt op de (optionele) printer. • Als u “O” instelt wordt het resultaat van een (meet-)functie direct nadat de functie uitgevoerd is afgedrukt op de printer.
  • Pagina 166: Rs-232C Formaat

    11. SYSTEEMINSTELLINGEN 11.3.5 "RS-232C formaat" [Functie] Hiermee wordt het formaat (de indeling) ingesteld waarin de resultaten van uitgevoerde functies verstuurd worden via de RS-232C interface. T IP • Zie paragraaf 11.3.4 “RS-232C uitvoer” voor informatie over het instellen van het al dan niet versturen van gegevens via de RS-232C interface.
  • Pagina 167: Mux-10

    T IP • Meetwaarden worden van elkaar gescheiden door een “CR + LF” (regeleinde). • Het aantal cijfers van de meetwaarden komt overeen met het in de systeeminstellingen aangegeven aantal. (Dus overeenkomstig de schermweergave) • Meetwaarden met betrekking tot lengtes (afmetingen) worden uitgevoerd in de eenheid (mm of inch) die is gekozen in de systeeminstellingen.
  • Pagina 168: Lcd-Helderheid

    11. SYSTEEMINSTELLINGEN 11.4 "Apparaten" (Instellingen voor de hardware van de verwerkingseenheid) Hiermee worden diverse onderdelen van de verwerkingseenheid ingesteld zoals het scherm, de zoemer en de printer en RS-232C interface. “Device” bevat de volgende parameters: (1) “LCD-helderheid” (2) “LCD verlicht. uit” (3) “Zoemer volume”...
  • Pagina 169: Toetsklik Geluid

    11.4.4 "Toetsklik geluid" [Functie] Met deze parameter stelt u in of er bij het indrukken van toetsen een ‘klikgeluid‘ moet klinken zodat de gebruiker zonder te kijken weet dat de toets goed is ingedrukt. Het volume van dit ‘klikgeluid‘ is overigens gelijk aan dat van de overige geluidssignalen en wordt dus ingesteld met de parameter “Zoemer volume”.
  • Pagina 170: Baud Rate" (Communicatiesnelheid Rs-232C Interface)

    11. SYSTEEMINSTELLINGEN 11.4.6 "Baud Rate" (Communicatiesnelheid RS-232C interface) [Functie] Met deze parameter wordt de baudrate (communicatiesnelheid) voor de seriële communicatie via de RS-232C interface ingesteld. U moet hier dezelfde waarde invoeren als ingesteld is op het op de interface aangesloten externe apparaat (bijvoorbeeld de PC). 11.4.7 "RS-232C instellen"...
  • Pagina 171: Taal" (Keuze Van De Taal Op Het Scherm)

    11.5 "Systeem" (Systeeminstellingen voor de software van de verwerkingseenheid) Hiermee worden diverse algemene instellingen voor het hele systeem ingesteld.. “Systeem”bevat de volgende parameters: (1) "Taal" (Keuze van de taal op het scherm) (2) "Eenheid" (Keuze van te gebruiken lengte- en hoek-eenheid) (3) "Aantal decimalen"...
  • Pagina 172: Aantal Decimalen" (Keuze Van Het Aantal Cijfers Achter De Decimale Punt)

    11. SYSTEEMINSTELLINGEN 11.5.3 "Aantal decimalen" (Keuze van het aantal cijfers achter de decimale punt) [Functie] Met deze parameter stelt u in hoeveel cijfers er achter de decimale punt weergegeven moeten worden bij de presentatie van meetresultaten. Het aantal cijfers dat achter de komma weergegeven kan worden is afhankelijk van de ingestelde eenheid.
  • Pagina 173: Tijd Sluimerfunc." (Opgeven V.d. Tijd Voor De Automatische Standby Functie)

    11.5.8 "Tijd sluimerfunc." (Opgeven v.d. tijd voor de automatische standby functie) [Functie] Met deze parameter wordt ingesteld na hoeveel minuten de standby functie automatisch geactiveerd zal worden. Als u hier “0” opgeeft zal de automatische standby functie uitgeschakeld worden. AANWIJZING De automatische standby functie wordt alleen geactiveerd als het apparaat gedurende de ingestelde tijd op het starten van een volgende functie staat te wachten tijdens de Normale meting of de Leerfunctie.
  • Pagina 174: Onderhoud

    11. SYSTEEMINSTELLINGEN 11.6 "Onderhoud” Deze functies worden alleen gebruikt door Mitutoyo technici voor het onderhoud en de instelling van de Linear Height en kunnen niet door de gebruiker geactiveerd worden. 11-21 Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 175 Notities 11-22 Nr. 99MBH032N...
  • Pagina 176: Bijlage

    BIJLAGE 12.1 Printer uitvoer formaat 12.1.1 Printen tijdens het meten De volgende afdrukfuncties kunnen gebruikt worden tijdens het meten: (1) Automatisch printen Deze functie drukt de resultaten direct na de uitvoering van een functie af. (Zie voor het activeren van deze functie paragraaf 11.3.3) (2) Lijst van meetresultaten afdrukken Deze functie drukt een lijst van eerder verkregen meetresultaten af.
  • Pagina 177 Taster type [P1] Tasterdiameter meten 9.9859] ABS referentiepunt #001 Hoogte (bovenvlak) [HEIGHT-001] Werkelijk Nominaal 142.0867 mm 142.0900 0.0100 -0.0100 |---*|----| GO #002 Cirkel (gat) [CIRCLE-001] 102.0912 mm 102.1000 0.0100 -0.0100 |*---|----| GO 24.9468 mm 24.9500 0.0100 -0.0100 |---*|----| GO #003 Afstand twee elementen [WIDTH-001] [#001,#002] 122.0890 mm 122.0900...
  • Pagina 178: Printen Met Statistische Functies

    12. BIJLAGE 12.1.2 Printen met statistische functies Statistische resultaten en histogrammen die verkregen worden met de statistische functies kunnen ook afgedrukt worden. Boven de afdruk kunnen door de gebruiker in te voeren commentaar regels geprint worden. Hieronder vindt u een voorbeeld van de printer uitvoer op een A4 formaat printer.
  • Pagina 179: Bestandsuitvoer Formaat

    12.2 Bestandsuitvoer formaat 12.2.1 CSV formaat (komma gescheiden indeling) CSV is een op een tabel gebaseerd tekstformaat bestaande uit records (elke regel is een record) en velden. De velden worden gescheiden door komma’s. De specificaties van het CSV formaat dat de Linear Height gebruikt voor gegevensuitvoer vindt u in onderstaande tabel.
  • Pagina 180: Mux-10 Formaat

    Dit gegevensformaat is conform de uitvoerspecificaties van de Mitutoyo MUX-10 multiplexer (dit is een interface tussen Digimatic meetinstrumenten en een PC). Daardoor kan de Linear Height meetgegevens versturen naar alle Mitutoyo Software die geschikt is voor het werken met de MUX-10. Dit formaat bevat alleen meetwaarden, dus geen tekst.
  • Pagina 181: Statistische Berekeningen (Supplement)

    12.3 Statistische berekeningen (Supplement) 12.3.1 Gebruikte formules voor de berekening van de statistische resultaten Gegeven Rekenkundige expressie “Bovengrens” : Bovenste tolerantiegrens (USL) (Nominale waarde) + (boventolerantie) “Ondergrens” : Onderste tolerantiegrens (LSL) (Nominale waarde) + (ondertolerantie) “Max.” : Maximum waarde van de gegevens Maximum {X } (i = 1 ~ n) “Min.”...
  • Pagina 182: Methode Voor Het Maken Van Histogrammen

    12. BIJLAGE 12.3.2 Methode voor het maken van histogrammen 12.3.2.1 Als "Automatisch" gekozen is als berekeningswijze (1) De maximum waarde “Max.” en minimum waarde “Min.” van de meetgegevens worden automatisch bepaald en daarna wordt het bereik van de gegevens “Bereik” (Bereik = Max.
  • Pagina 183: Als "Handmatig" Gekozen Is Als Berekeningswijze

    12.3.2.2 Als "Handmatig” gekozen is als berekeningswijze (1) Gebaseerd op de ingegeven parameters voor de creatie van een histogram wordt het histogram gemaakt op basis van de volgende regels: : Max./Xgem + 3 ∗ S(n-1)/Bovengrens Bovenlimiet “UL” : Min./Xgem - 3 ∗ S(n-1)/Ondergrens Onderlimiet “LL”...
  • Pagina 184: Probleemoplossing

    12. BIJLAGE 12.4 Probleemoplossing Gebruik de aangegeven procedures voor probleemoplossing als er een foutmelding wordt weergegeven terwijl u de Linear Height gebruikt. (1) Fouten met betrekking tot handelingen van de gebruiker en berekeningen. Foutmelding Betekenis Oplossing “E0001: Deze bewerking kan niet Er is een ongeldige handeling Voer een geldige handeling uit.
  • Pagina 185: Foutmelding

    Als het probleem regelmatig optreedt moet u contact opnemen “E1004: Fout bij opslaan van De registratie van meetgegevens met een Mitutoyo’s service meetgegevens. Zet het systeem is mislukt door een afwijking in het vestiging. uit en weer |aan.”...
  • Pagina 186 Als het probleem regelmatig optreedt moet u contact opnemen “E9003: Probleem met de De motorische aandrijving werkt met een Mitutoyo’s service aandrijving.” niet goed. vestiging. “E9004: Probleem met de Linear Er is een fout opgetreden in het Scale.”...
  • Pagina 187 De USB-geheugenstick wordt niet (1) Schakel de voeding uit (OFF) herkend. en start vervolgens het hoofdsysteem opnieuw op terwijl de USB-geheugenstick is aangesloten. (2) Gebruik de door Mitutoyo aanbevolen USB-geheugenstick. (4) Andere fouten Soort fout Oorzaak Oplossing De uitvoer van de opbouwprinter “A4-size printer”...
  • Pagina 188 Mitutoyo Corporation 20-1, Sakado 1-chome, Takatsu-ku, Kawasaki-shi, Kanagawa 213-8533, Japonya Tel: (+81) 0 44 813 -8230 FAKS: (+81) 0 44 813 -8231 Ana sayfa: http://www.mitutoyo.co.jp/global.html...

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Lh-600eg

Inhoudsopgave