Belichtingscorrectie
Om bij bepaalde composities het gewenste resultaat te verkrijgen, kan het nodig
zijn om af te wijken van de door de camera voorgestelde belichting door belich-
tingscorrectie toe te passen. Als vuistregel geldt dat een positieve belichtingscor-
rectiewaarde moet worden gebruikt wanneer het hoofdonderwerp donkerder is
dan de achtergrond, en een negatieve waarde wanneer het hoofdonderwerp
lichter is dan de achtergrond.
1
Druk op de knop
schijf en controleer de belichtingscorrectie in
het LCD-venster of de zoeker (in de zoeker wor-
den positieve waarden aangegeven door een
pictogram, en negatieve waarden door een
pictogram). U kunt de belichtingscorrectie
instellen van –5 LW (onderbelichting) tot +5 LW
(overbelichting), in stappen van / LW.
Bij andere waarden dan ± 0 gaat de 0 in het
midden van de elektronische analoge belich-
tingsaanduiding knipperen en verschijnt er een
pictogram op het LCD-venster en in de zoeker
wanneer u de
belichtingscorrectiewaarde controleren in de
elektronische analoge belichtingsaanduiding
of door op de
2
Bepaal de beeldcompositie, stel scherp en maak de foto.
U kunt terugkeren naar de normale belichting door de belichtingscorrectie op
±0 te zetten of een reset met twee knoppen (
van de camera wordt de belichtingscorrectie niet teruggezet.
b4—Bel. corr/Fijnafstem. (
Met deze optie kunt u de belichtingscorrectie wijzigen in stappen van / LW of 1 LW.
b5—Belicht. correctie (
Indien gewenst kunt u de belichtingscorrectie instellen zonder op de
72
, draai aan de hoofdinstel-
knop loslaat. U kunt de huidige
knop te drukken.
154)
155)
±0 LW (
knop ingedrukt)
–0,3 LW
+2,0 LW
97) uit te voeren. Bij het uitzetten
knop te drukken.