Dit hoofdstuk borduurt voort op de Instructies en geeft verdere opname- en
weergave-opties.
Gebruik van de menu's
Snelle fotoseries maken
Ontspanvertraging verminderen
Beeldkwaliteit en -grootte instellen
ISO-gevoeligheid verhogen wanneer er
weinig licht is
Kleuren natuurlijker maken
Foto's maken onder ongebruikelijke
lichtomstandigheden
Eigen instellingen kiezen voor verscherping,
contrast, kleur, verzadiging en kleurtoon
Een kleurruimte kiezen
Bewegend onderwerp fotograferen of
handmatig scherpstellen
De camera sluitertijd en diafragma laten
bepalen
Beweging bevriezen of onscherp
weergeven
Scherptediepte regelen
Sluitertijd en diafragma handmatig
regelen
Foto lichter of donkerder maken of het
contrast verbeteren
De ingebouwde fl itser gebruiken
Foto's maken met de zelfontspanner
Foto's tot één beeld combineren
Foto's met bepaalde intervallen maken
Gebruik van een objectief zonder CPU
GPS-data bij foto's opnemen
Foto's weergeven
Naslaginformatie
Gebruik van cameramenu's:
Een opnamestand kiezen:
Beeldkwaliteit en -grootte:
Beelden optimaliseren:
Belichtingsstand P
(geprogrammeerd auto):
Belichtingsstand S
(Sluitertijdvoorkeuze):
Belichtingsstand A
(Diafragmavoorkeuze):
Belichtingsstand M (Handmatig):
Belichtingscorrectie:
Zelfontspannerstand:
Beeld-op-beeld en Meervoudige Belichting:
Intervalfotografi e:
Objectieven zonder CPU:
Een GPS-eenheid gebruiken:
24
26
28
ISO-gevoeligheid:
33
Witbalans:
35
45
Kleurruimte:
50
Scherpstellen:
51
63
64
66
68
72
Flitsfotografi e:
76
83
84
89
93
96
Foto's bekijken:
98
23